Daniel 12:3

11) De leraars

Of, de onderwijzers, de verstandigen, de kloekmakers; zie boven Dan. 11:33.

Da 11.33

12) blinken,

Of, glinsteren.

13) des uitspansels,

Dat is, van den hemel, van het firmament, van de sterren des hemels. Zie Gen. 1:6.

Ge 1.6

14) rechtvaardigen,

Of, rechtvaardig maken; te weten door hunne leer en onderwijzing. Zie de aantekening Ezech. 3:18.

Eze 3.18

15) altoos en eeuwiglijk.

Dit voegt de engel hierbij tot troost der godzaligen, die hier op aarde aan veel kruis en vervolging onderworpen zijn.

Matthew 4:19

18) Volgt Mij na,

Of, komt herwaarts achter mij. Joh. 1:35 wordt gezegd dat zij al v¢¢r de gevangenneming van Johannes tot Christus zijn gekomen, doch als discipelen; maar hier worden zij geroepen tot apostelen.

Joh 1.35

Acts 13:47

58) tot een licht

Deze woorden worden Jes. 49:6 van Christus gezegd, en worden door de apostelen zeer wel op hun dienst gepast; want overmits de Joden Christus, die hun van de apostelen verkondigd werd, verwierpen, zo volgde dan dat zij Christus voortaan den heidenen moesten voordragen, denwelken hij ook van den Vader tot een licht gesteld was.

Isa 49.6

Acts 26:18

24) ogen te openen,

Dat is, hun verstand, namelijk door de predikatie mijns Evangelies.

25) van de duisternis

Dat is, van de natuurlijke blindheid en wereldse onwetendheid, tot de rechte en ware kennis Gods ter eeuwige zaligheid.

26) een erfdeel

Grieks een lot; omdat de erfdelen veeltijds door het lot uitgedeeld worden.

1 Corinthians 1:18

40) het woord des

Dat is, de leer des Evangelies van Christus, die voor ons gekruisigd is.

41) dwaasheid;

Dat is, wordt van hen voor dwaasheid gehouden en van de wereldwijzen gerekend.

42) ene kracht

Dat is, een middel, waardoor de Geest van Christus in ons krachtig werkt het geloof en de wedergeboorte tot onze zaligheid; Rom. 1:16; 2 Cor. 3:3,4.

Ro 1.16 2Co 3.3,4

1 Corinthians 3:5-9

8) door welken gij

Dat is, door wier dienst en prediking; Rom. 10:17.

Ro 10.17

9) een iegenlijk

Namelijk Zijner dienaren, wien Hij Zijne gaven verscheidenlijk uitdeelt. Zie 1 Cor. 12:4, enz.

1Co 12.4
10) Ik heb geplant,

Dat is, den eersten grond der gemeente door mijne predikatie gelegd, gelijk hierna verklaard wordt, 1 Cor. 3:10.

1Co 3.10

11) nat gemaakt;

Dat is, hetgeen ik begonnen had, heeft Hij door Zijne leer bevorderd en versterkt.

12) den wasdom

Dat is, het Woord, dat uitwendig van ons was gepredikt, in de harten der toehoorders krachtig gemaakt tot hunne bekering. Zie Joh. 6:44,65; Hand. 11:21, en Hand. 16:14, enz.

Joh 6.44,65 Ac 11.21 16.14
13) iets, noch

Te achten of te roemen; hetwelk alzo niet is te verstaan, alsof Paulus de dienaars wilde geacht hebben [want 1 Cor. 4:1 zal hij het tegendeel zeggen]; maar omdat niemand zich op de gaven der dienaren, wie zij ook zijn, alzo moet vergapen, dat hij hun de eer zou geven, die den oppersten auteur van dit werk toekomt; alzo het God is die hen stelt, die hun bekwame gaven geeft, en door hun arbeid krachtig is in de harten der mensen; 1 Cor. 3:5, en 1 Cor. 12:6; Gal. 3:5.

1Co 4.1 3.5 12.6 Ga 3.5
14) zijn ‚‚n;

Dat is, arbeiden in een zelfde zaak, en tot een zelfde einde, namelijk om een zelfde leer des Evangelies te verbreiden en de gemeente van Christus te stichten, hoewel met verscheidene gaven. Want hij spreekt hier nog van het ambt der trouwe leraars, gelijk hij en Apollos waren.

15) naar zijnen arbeid.

Dat is, nadat hij zich in dit zijn ambt wel zal hebben gekweten en benaarstigd; Matth. 25:20, enz.

Mt 25.20
16) wij zijn

Namelijk die dienaars van Gods Woord zijn.

17) Gods medearbeiders:

Namelijk die onder God aan den bouw der gemeente medearbeiden als werktuigen, die God heeft geliefd daartoe te gebruiken, hoewel het voornaamste werk van Hem komt en de bekwaamheid dezer werktuigen ook zelfs van Hem komt; 2 Cor. 3:5,6.

2Co 3.5,6

18) Gods akkerwerk,

Dat is, gij als leden der gemeente Gods zijt degenen aan wie deze arbeid besteed wordt als aan een groot akkerwerk.

19) Gods gebouw

Een andere gelijkenis, genomen van een groot gesticht, waar een groot meester het beleid van heeft, en waar hij zijne dienaars bezig aan houdt, welke gelijkenis hij daarna breder uitlegt en toe‰igent.

1 Timothy 4:16

31) uzelven behouden,

Namelijk door het woord, als een instrument en dienaar van Christus, in wien het woord der verzoening is gelegd, 2 Cor. 5:19; zo nochtans, dat noch die plant iets is noch die nat maakt, maar God die den wasdom geeft; 1 Cor. 3:7.

2Co 5.19 1Co 3.7
Copyright information for DutKant