Daniel 2:38

102) overal,

Dat is, in alle omliggende koninkrijken en landen, die bewoond worden, gelijk Gen. 41:54.

Ge 41.54

103) in uw hand gegeven;

Dat is, Hij heeft u heerschappij over al dezelve gegeven.

104) gesteld tot een heerser

Chaldeeuws, doen heersen; alzo onder Dan. 2:48.

Da 2.48

105) gij zijt

Dat is, gij en uwe nakomelingen worden betekend door het gouden hoofd. Want men moet dit hier verstaan gesproken te zijn, niet zozeer van de personen, als van hunne monarchie‰n en staten.

106) dat gouden hoofd.

Dat is, een koninkrijk, bloeiende boven alle andere koninkrijken van zijn tijd in rijkdom en macht; zie onder Dan. 3:1.

Da 3.1

Daniel 4:12

28) Zijn loof was schoon,

Of, zijne bladeren. Anders: zijne takken. Chaldeeuws, zijn loof, of zijn tak; dat is, elkeen van zijne bladen of takken.

29) voor allen;

Dat is, voor allerlei gedierte.

30) onder hem vond het gedierte des velds schaduw,

Of, onder dien, of onder denzelven, te weten boom. Anders, onder hen, te weten takken.

31) woonden in haar takken,

Dat is, onthielden zich, schuilden en namen hunne toevlucht voor de hitte der zon en van het onweder.

32) alle vlees

Dat is, alle dieren, of beesten, alle levende zielen op aarde.

Copyright information for DutKant