Daniel 9:27

94) velen het verbond versterken

Of, voortreffelijken; te weten de uitverkorenen en gelovigen.

95) een week;

Dat is, zeven jaren, in het midden van welke de Heere Christus is gedood, en in den overigen tijd hebben de apostelen de Joden met het Evangelie van Christus bediend.

96) [in] de helft der week

Te weten in het midden van die zeventigste week.

97) doen ophouden,

Te weten door zijnen dood, die een offerande en slachtoffer is, waardoor alle heiligen in der eeuwigheid geheiligd worden, voor welken al de Levietische offeranden verdwenen zijn, gelijk de schaduw voor de zon. Want hoewel zij nog een weinig tijds na de hemelvaart van Christus geduurd hebben, zo heeft nochtans met den dood van Christus straks al hare wettelijkheid en nuttigheid opgehouden.

98) over den gruwelijken

Hebreeuws, over den vleugel der verfoeiselen, of verfoeiingen. Versta, het verfoeilijke heidense Romeinse krijgsvolk, [Matth. 24:15], over hetwelk een krijgsoverste zal zijn, die deze verwoesting zal aanrichten naar Gods rechtvaardig oordeel.

Mt 24.15

99) vleugel

Of, benden. Zie Ezech. 12:14.

Eze 12.14

100) tot de voleinding toe,

Zie de aantekening Jer. 4:27.

Jer 4.27

101) die vastelijk besloten zijnde,

Zie Jes. 28:22.

Isa 28.22

Matthew 23:37-38

43) uwe kinderen

Dat is, uwe inwoners.

44) hebt niet gewild.

Dat is, gij hebt zulks altijd gezocht te verhinderen, zie Matth. 23:13, en nochtans heeft Christus, tegen hun dank, al de zijnen uit hen vergaderd; Jes. 1:8; Rom. 9:29.

Mt 23.13 Isa 1.8 Ro 9.29
45) wordt u woest gelaten.

Dat is, zal verwoest worden en verwoest blijven: hetwelk omtrent veertig jaren daarna door de Romeinen geschied is.

Matthew 24:1-2

1) de gebouwen des tempels

Van de grootheid, sterkte en heerlijheid dezer gebouwen, zie den historieschrijver Josefus Antiq. lib. 15, cap. 14.

2) tonen.

Dewijl Christus voorzegd had in het voorgaande Matth. 23:38, de verwoesting der stad en des tempels, zo schijnt, dat de discipelen daarom deze gebouwen Hem getoond hebben om te kennen te geven dat het hun docht •f onmogelijk •f jammer te wezen, dat zulk een heerlijk gebouw zou verwoest worden.

Mt 23.38
3) niet [een] steen op den [anderen] steen gelaten worden,

Grieks, steen op steen niet gelaten worden.

4) afgebroken zal worden.

Grieks, losgemaakt.

1 Corinthians 3:16

41) gij Gods

Namelijk die in Christus gelooft; 1 Petr. 2:5. Zie Ef. 2:21.

1Pe 2.5 Eph 2.21

2 Corinthians 6:16

31) de tempel Gods met de

Namelijk die tot den dienst van den waren God is geheiligd.

32) gij zijt de tempel

Namelijk die in Christus gelooft, Ef. 2:21,22; 1 Petr. 2:5.

Eph 2.21,22 1Pe 2.5

33) des levenden Gods;

Dat is, die niet alleen zelf leeft, maar allen een auteur des levens is, Hand. 17:25, en wordt deze titel hier God gegeven tegen de stomme en dode afgoden.

Ac 17.25

34) God gezegd heeft:

Deze woorden zijn genomen ten dele uit Lev. 26:11,12, ten dele uit Ezech. 37:26.

Le 26.11,12 Eze 37.26

1 Timothy 3:15

33) in het huis Gods

Zo wordt de gemeente genoemd, omdat God met Zijn Geest en Woord daarin woont. Zie 1 Cor. 3:16; Hebr. 3:4,5,6.

1Co 3.16 Heb 3.4,5,6

34) een pilaar en

Zo wordt de gemeente Gods genoemd, omdat God in Zijne gemeente de waarheid bevestigt, en door haar aan anderen openlijk bekend maakt, gelijk de overheid haar plakkaten en wetten aan pilaren of andere vastigheden pleegt aan te slaan en hechten, om allen bekend te worden. En hier wordt volgens dien verklaard het ambt, de schuldige plicht der gemeente te zijn, deze waarheid te verbreiden en tegen alle dwalingen te bevestigen. Wanneer zij dit niet doet, valt zij lichtelijk in scheuringen en dolingen. Zie Mal. 2:5, enz.; gelijk Paulus ook de gemeente van Efeze, waar Timotheus toen was, gelijk blijkt 1 Tim. 1:3, hiertegen waarschuwt, Hand. 20:28, enz.; en Christus zelf Openb. 2:1, enz. Anderen voegen deze woorden bij het volgende vers, 1 Tim. 3:16.

Mal 2.5 1Ti 1.3 Ac 20.28 Re 2.1 1Ti 3.16

1 Peter 2:5

11) als levende stenen,

Dat is, geestelijke stenen, gelijk in het vervolg verklaard wordt.

12) gebouwd [tot]

Dat is, door het geloof meer en meer verenigd.

13) om geestelijke offeranden

Namelijk der dankbaarheid, die in het Nieuwe Testament nu alleen worden gevorderd van alle gelovigen; als daar is de offerande van onze lichamen, dat is, van onszelf, den Heere tot een eigendom, Rom. 12:1,2, en het offer des lofs en onzer gebeden voor God, mitsgaders der weldadigheid jegens onze naasten; Hebr. 13:15,16; Openb. 8:3,4, en hierna 1 Petr. 2:9.

Ro 12.1,2 Heb 13.15,16 Re 8.3,4 1Pe 2.9

14) door Jezus Christus.

Want gelijk onze personen Gode niet aangenaam zijn dan door het geloof in Jezus Christus, Rom. 5:1, en Rom. 8:39; zo kunnen ook onze werken, vanwege hun onvolmaaktheid, Gode niet behagen dan in Christus Jezus, en om Zijnentwil; zie Hebr. 11:4, en Hebr. 13:15,21.

Ro 5.1 8.39 Heb 11.4 13.15,21
Copyright information for DutKant