Deuteronomy 11:12

14) bezorgt;

Hebreeuws, zoekt, nazoekt, of navraagt: menselijk van God gesproken. Want de mensen plegen te zoeken en te vragen naar hetgeen zij een bijzondere genegenheid toedragen. Vergelijk Job 3:4; Jes. 62:2.

Job 3.4 Isa 62.2

1 Kings 8:29

52) ogen

Menselijkerwijze van God gesproken, wiens ogen gezegd worden open te zijn over de zijnen, als Hij zich over hen ontfermt, hen verhoort en hun goeddoet. Vergelijk onder, 1 Kon. 8:52, en Ps. 33:18, en Ps. 34:16; Zach. 12:4.

1Ki 8.52 Ps 33.18 34.15 Zec 12.4

53) Mijn Naam

Zie boven, 1 Kon. 8:16.

1Ki 8.16

54) in deze plaats.

Anders, naar deze plaats; te weten, zich wendende naar dit huis, en ziende op de beloften van uw tegenwoordigheid; zie Dan. 6:11.

Da 6.10

Ezra 5:5

10) oog huns Gods

Dat is, God waakte en droeg zorg voor hen.

Psalms 33:18

23) oog

Verg. 1 Kon. 8:29, en boven Ps. 32:8.

1Ki 8.29 Ps 32.8

Psalms 34:15

Jeremiah 24:6

9) oog

Vergelijk 1 Kon. 8:29; Ps. 32:8; idem onder Jer. 39:12, en Jer. 40:4, gelijk integendeel het oog tegen iemand te zetten of stellen, ten kwade genomen wordt. Zie Amos 9:4. De manier van spreken is in het Hebreeuws enerlei, maar wordt door het bijgevoegde verklaard, en het Hebreeuwse woord verklaard op, over, en ook tegen, naar gelegenheid van zaken.

1Ki 8.29 Ps 32.8 Jer 39.12 40.4 Am 9.4

10) bouwen,

Vergelijk Ps. 28:5.

Ps 28.5

Jeremiah 39:12

25) stel uw ogen op hem,

Dat is, draag zorg voor hem, pas wel op hem. Zie boven Jer. 24:6.

Jer 24.6

26) spreken zal,

Dat is, van u begeren zal.

Jeremiah 40:4

9) Nu dan,

Dewijl gij bevonden zijt een waarachtig profeet te zijn.

10) hand waren;

Anders: handen.

11) goed is in uw ogen

Dat is, indien het u behaagt.

12) oog op u stellen;

Zie boven Jer. 39:12.

Jer 39.12

13) kwaad is in uw ogen

Dat is, u mishaagt, niet bevalt.

14) voor uw aangezicht,

Dat is, staat voor u open; zie Gen. 13:9.

Ge 13.9
Copyright information for DutKant