Deuteronomy 17:15
25) ganselijk Hebreeuws, stellende stellen; dat is, gij zult geen ander mogen stellen dan dien, enz. 26) uwer broederen Dat is, hij zal een Israliet moeten zijn.1 Samuel 2:13
29) de wijze dier priesters Hebreeuws, Misphat, het recht; welk woord somtijds een gewoonte of gebruik betekent, niet alleen een goed en prijselijk, maar ook een kwaad en misprijselijk gebruik of wijze. 30) offerde, Dat is, bracht om geofferd te worden; alzo 1 Sam. 2:15. 1Sa 2.151 Samuel 8:11
17) nemen, Te weten, met geweld.1 Samuel 10:25
40) het recht des koninkrijks, Versta dit niet van de wijze, manier, of gewoonte van doen, die de koningen onwettiglijk somwijlen aannemen, [gelijk het Hebreeuwse woord genomen is boven 1 Sam. 8:9,11], maar van de wetten, die Samuel door Gods ingeven stelde, aangaande de regering der koningen. Zie Deut. 17:18. Of van de ordonnantin om zowel den koning als de onderzaten te leren, hoe zij zich tegen elkander gedragen zouden. 1Sa 8.9,11 De 17.18 41) in een boek, Dit boek is niet meer voorhanden. 42) voor het aangezicht des HEEREN. Dat is, voor den HEERE, die zijn tegenwoordigheid boven de ark openbaarde.1 Samuel 27:11
22) David liet noch man noch vrouw leven, Dit deed David daarom, opdat niemand tijding aan Achis brengen zou, gelijk straks gezegd wordt. Doch zo lag ook Ziklag zo ver van Gath, dat ook derhalve de tijding hiervan niet haast aan Achis kon gebracht worden. Ondertussen voerde David de wraak van God uit over deze verbannen volken. 23) zeggende: Dat is, bij zichzelven denkende. 24) Dat zij misschien van ons niet boodschappen, Versta hierbij: Ik moet wel toezien.2 Kings 17:33-34
57) dienden Te weten, elk zijn afgod, naar de wijze zijns lands, waaruit ieder aldaar van de Assyrirs gebracht was. 58) van dewelke zij Hebreeuws, van waar. 59) die naar de eerste wijzen; Versta, de Isralieten, van welken zie, boven, 2 Kon. 17:23; want hier wordt een tegenstelling gemaakt tussen de hardnekkigheid der Isralieten, die in Assyri weggevoerd waren, omdat zij hun oude afgoderij niet wilden verlaten; en de veranderlijkheid der Assyrirs om den Heere naar de afgodische manier der Isralieten te dienen, hoewel zij zulks nooit tevoren gedaan hadden. 2Ki 17.23 60) dien Hij Dit wordt hierbij gevoegd om de Isralieten te verwijten dat zij vergeten hadden de zeer grote weldaden, die God hunnen vader Jakob en meteen hun bewezen had, omtrent dien tijd, als Hij hem den naam Isral gegeven had, hetwelk hen behoorde bewogen te hebben om dien God alleen zuiverlijk te dienen en trouwelijk aan te hangen.2 Kings 17:40
64) eerste wijze. Die van Jerobeam en andere afgodische koningen ingesteld was.
Copyright information for
DutKant