Deuteronomy 18:6

Deuteronomy 22:15

27) maagdom dezer jonge vrouw.

Dat is, de merktekenen van haar maagdom, en alzo in het volgende. Zie nadere verklaring van dit, Deut. 22:17.

De 22.17

Psalms 2:8-9

19) Eis van mij

Zie Joh. 12:28, en hoofdstuk Joh. 17: Hebr. 5:7,9.

Joh 12.28 Heb 5.7,9

20) einden

Dat is, niet alleen de Joden, maar ook alle inwoners des aardrijks, zullen uw Koninkrijk onderworpen zijn; waarvan Gij de gelovigen zult behouden, de hardnekkigen behandelen gelijk volgt. Aangaande de manier van spreken hier gebruikt, verg. Lev. 25:46. Jes. 14:2. Zef. 2:9.

Le 25.46 Isa 14.2 Zep 2.9
21) scepter

Of, staf, dat is, met uw Goddelijke macht en rechtvaardige oordelen zult Gij de ongehoorzamen en wederspannigen verdoen.

22) in stukken

Alzo, dat de stukken hier en daar verstrooid worden. Zie Richt. 7:19. en verg. Jes. 30:14. Jer. 13:13. enz.

Jud 7.19 Isa 30.14 Jer 13.13

23) pottenbakkersvat

Hebr. eens formeerders, dat is, pottenbakkers.

Psalms 110:1-3

1) De HEERE heeft

Te weten, God de Vader.

2) tot mijn Heere

Dat is, Christus, dien David hier zijnen Heere noemt. Want Christus is de zoon van David naar het vlees, maar Davids Heere ten aanzien dat Hij waarachtig God is met God den Vader en den Heilige Geest, en een Heere aller mense, doch inzonderheid van zijne uitverkorenen. Zie Matth. 22:43,45; Mark. 12:36; Luk. 20:42; Hand. 2:34; Hebr. 1:13.

Mt 22.43,45 Mr 12.36 Lu 20.42 Ac 2.34 Heb 1.13

3) gesproken:

Te weten, in zijn eeuwigen raad, hetwelk Hij ons te zijner tijd heeft laten openbaren en verkondigen.

4) Zit aan Mijn rechterhand,

Dat is, heers in heerlijkheid en majesteit, in den hemel en op de aarde, 1 Cor. 15:25; Hebr. 1:3,13, en Hebr. 8:1, en Hebr. 10:12,13; Ef. 1:20, enz. Deze manier van spreken is genomen van de koningen, die aan hunne rechterhand zetten wien zij eer willen aandoen. Zie 1 Kon. 2:19, en Ps. 45:10.

1Co 15.25 Heb 1.3,13 8.1 10.12,13 Eph 1.20 1Ki 2.19 Ps 45.9

5) totdat Ik Uw

De zin is: totdat Ik uwe vijanden, [te weten, de vervolgers der kerk, ja de dood zelf, 1 Cor. 15:25,26], U zal onderworpen hebben. Hieruit kan men geenzins besluiten dat Christus geen eeuwig koninkrijk zou hebben, ofschoon de manier van de bediening van het rijk van Christus, zodanig als die nu is, ten jongsten dage met het laatste oordeel zal ophouden; want alsdan zullen er gene vijanden meer zijn, die de kerk van Christus zullen kunnen schaden; 1 Cor. 15:24,28. Zie de aantekening bij Gen. 28:15.

1Co 15.25,26,24,28 Ge 28.15
6) De HEERE zal

In het eerste vers heeft David het volk Gods aangesproken; hier spreekt hij nu Christus aan.

7) de scepter

Of, uw sterkte scepter, of de roede, of staf uwer sterkte; te weten, de verkondiging ven het heilige Evangelie, waardoor de Heilige Geest krachtiglijk in de harten der uitverkorenen werkt. Zie Rom. 1:16.

Ro 1.16

8) Uwer sterkte zenden

Christus.

9) zenden

Te weten, in de ganse wereld.

10) uit Sion, [zeggende]:

Versta dit alzo, dat het Evangelie eerst te Jeruzalem en in het Joodse land moest gepredikt worden, en vandaar voort uitgespreid worden door de ganse wereld; Jes. 2:3; Micha 4:2; Hand. 1:8.

Isa 2.3 Mic 4.2 Ac 1.8

11) Heers in het midden

Te weten, door uw woord en Geest, in de harten der uitverkorenen, en door uwe almogendheid in het beschutten uwer kerk en in het straffen van hare vervolgers. Anders: Gij zult heersen.

12) Uwer vijanden.

Te weten, der vijanden uwer kerk. Want die de kerk vervolgt, die vervolgt Christus zelf; Hand. 9:4.

Ac 9.4
13) Uw volk zal

Hebr. uw volk der gewilligheden; dat is, het zal zijn een volk van grote gewilligheid, of vol gewilligheid, te weten, om het Evangelie aan te nemen, en om U, o Heere Jezus Christus, te dienen; ja het zal, bij manier van spreken, de gewilligheid zelve zijn. Zie Exod. 25:2; Ps. 119:108; Hand. 2:41, en Rom. 12:11, en versta hier door uw volk de uitverkorenen, of gelovigen.

Ex 25.2 Ps 119.108 Ac 2.41 Ro 12.11

14) op den dag Uwer

Dat is, als Gij de krachtige predikatie van het heilige Evangelie, door de apostelen, mitsgaders vele andere verkondigers van hetzelve, zult uitzenden, om de wereld en den duivel te overwinnen en veel schapen in den waren schaapstal te brengen. Zie Rom. 1:16; 2 Cor. 10:4,5; Openb. 6:2.

Ro 1.16 2Co 10.4,5 Re 6.2

15) in heilig sieraad;

Hebr. in de schoonheden of versierselen der heiligheid, of in heilig sieraad; dat is, in heiligheid des levens en allrlei Christelijke deugden, die uit het geloof voortkomen. Het is een gelijkenis, genomen van de priesters van het Oude Testament, die sierlijke en heilige klederen aantrokken als zij den Levietischen goddienst verrichten zouden. Anders: in de heerlijkheden des heiligdoms, of in het sierlijke heiligdom; dat is, in den schonen tempel; met welke woorden de kerk Gods dikwijls beduid wordt.

16) uit de baarmoeder

Dat is, uwe kinderen zullen U geboren worden, gelijk de dauw uit de baarmoeder van den dageraad. Gelijk de dauw in den dageraad als uit ene baarmoeder voortkomt en geboren wordt, en het gras met ontelbare droppels begiet en lieflijk bevochtigt, alzo zal het eerste licht der predikatie van het heilige Evangelie als een dauw ontallijk vele harten der uitverkorenen begieten en bevochtigen en die geestelijkerwijze baren. Zie Joh. 3:5; alwaar de Heere Christus den Heiligen Geest vergelijkt bij water, door hetwelk de aarde bevochtigd en vruchtbaar gemaakt wordt. Anders: het zal u van de baarmoeder des dageraads af een dauw van uwe jeugd wezen. Sommigen zo ouden als nieuwe leraars, verstaan deze woorden van de eeuwige geboorte des Zoons van den Vader, gesproken bij gelijkenis, genomen van menselijke geboorte, en zetten het over: Uit de baarmoeder voor den dageraad is U de dauw uwer geboorte. Anderen verstaan het van de menswording onzes Heeren Christus en zijne geboorte uit de maagd Maria.

Joh 3.5

Jeremiah 14:2

2) Juda treurt

Dat is, het volk, of het land Juda; Hij spreekt hier van Juda, als van ene vrouw.

3) poorten

Dat is, steden, en voorts de inwoners, of de rechters en het volk, dat in de poorten placht bijeen te komen. Zie Gen. 22:17.

Ge 22.17

4) verzwakt;

Of, flauw, amechtig geworden.

5) zwart gekleed

Of, liggen ter aarde in het zwart, tot teken van rouw; zie Job 5:11, en Ps. 35:14.

Job 5.11 Ps 35.14

6) klimt op.

Neemt toe, wordt groter en groter, vanwege de grote ellende, die men overal in het land ziet, overmits droogte en gebrek bij groten en kleinen, gelijk volgt.

Ezekiel 21:22

79) op Jeruzalem,

Dat is, de waarzegging zal uitwijzen dat Nebukadnezar de rechterhand moest kiezen, om Jeruzalem eerst te belegeren.

80) hoofdmannen

Het Hebreeuwse woord is alzo genomen 2 Kon. 11:5; maar in het volgende van Ezech. 21:22 betekent het stormrammen, gelijk ook boven Ezech. 4:2.

2Ki 11.5 Eze 21.22 4.2

81) te stellen,

Dat is, de belegering tegen Jeruzalem aan te grijpen en te ordineren.

82) den mond te openen

Dat is, met groot geroep de krijgslieden tot het vermoorden en verderven der Joden aan te drijven, of tot opening van enig gat in den muur, waardoor zij mochten inbreken. Het volgende woord gejuich kan ook overgezet worden een gebroken geklank.

83) de stem op te heffen

Dat is, met een vreeslijk veldgeschrei de vijanden te verschrikken en de stad aan te vallen.

84) stormrammen te stellen tegen de poorten,

Zie boven Ezech. 4:2.

Eze 4.2

Colossians 2:15

55) de overheden

Dat is, den Satan met al zijn boze geesten, die grote macht over de mensen hebben, zolang zij van de heerschappij der zonde niet zijn verlost. Zie Ef. 6:12; 2 Tim. 2:26.

Eph 6.12 2Ti 2.26

56) uitgetogen hebbende,

Dat is, van hunne macht en wapenen ontbloot hebbende, welker wapenen waren de zonde en dood, welker macht was de wet; 1 Cor. 15:55,56; zie ook Luk. 11:22; ene gelijkenis, genomen van den overwonnen veldoverste met zijne krijgsknechten, die alzo van hunne wapenen ontbloot zijnde voor de ogen van een ieder tot een schouwspel plachten omgevoerd te worden, totdat zij in de gevangenis gebracht, en aldaar opgesloten of omgebracht werden.

1Co 15.55,56 Lu 11.22

57) in het openbaar

Of, vrijmoedig, met vrijmoedigheid.

58) tentoongesteld,

Of, te schande gemaakt, namelijk tot hunne verkleining en versmaadheid. Zie van dit woord Matth. 1:19.

Mt 1.19

59) door hetzelve

Of, in hetzelve; namelijk kruis. Want door Zijnen dood heeft Hij den Satan, die de macht des doods had, de macht benomen om ons te beschadigen of beschuldigen. En hoewel hij ons nog strijd aandoet, zo zijn wij evenwel verzekerd van de volle overwinning in Christus Jezus, Luk. 10:17; Rom. 16:20; Hebr. 2:14; Openb. 12:10. Anders, in zichzelven, of, door zichzelven.

Lu 10.17 Ro 16.20 Heb 2.14 Re 12.10

60) getriomfeerd.

Dit wordt verstaan van een geestelijken triomf, waardoor Christus, alle geestelijke macht des Satan benomen hebbende, een overwinnaar van hel, dood en verdoemenis is gebleven.

Copyright information for DutKant