Deuteronomy 28:28

32) verbaasdheid des harten;

Of, bottigheid, plompigheid, bedwelmdheid. Vergelijk Job 5:13,14.

Job 5.13,14

2 Chronicles 18:22

27) van deze uw profeten

Versta, aller; welk woord uitgedrukt is 1 Kon. 22:23.

1Ki 22.23

Job 12:17

36) de raadsheren

Versta, elkeen der goddeloze raadsheren; dat is, wie of hoe groot hij zou mogen zijn. Een gelijke manier van spreken is boven, Job 12:7, en onder, Job 12:19.

Job 12.7,19

37) beroofd weg,

Te weten, van verstand, wijsheid en oordeel.

38) de rechters

Zie hiervan exempelen 2 Sam. 17:14,23; Jes. 19:12; 1 Cor. 1:19.

2Sa 17.14,23 Isa 19.12 1Co 1.19

Isaiah 19:14

39) heeft

Anders: zal inschenken; en straks: zij zullen Egypte, enz.

40) een zeer verkeerden geest

Of, een dwaalgeest, een wargeest. Hebreeuws, een geest der verkeerdheden, of der verdraaidheden. De zin is: God heeft hen van alle wijsheid en verstand beroofd, zodat zij niets goeds raden kunnen, ook niet weten waaruit of waarheen zij zich zullen keren of wenden.

41) zich om en om wentelt

Of, zich heen en weer werpt. Hebreeuws, dwaalt in zijn uitspuwsel. Hoe meer zich een dronkaard, als hij in zijn uitspuwsel ligt, keert en wendt, hoe lelijker en vuiler hij zich maakt; alzo ook, wil de profeet zeggen, hoe meer deze verkeerde raadslieden voortvaren met raad te geven, hoe meer zij schade aanrichten. Daarom ware het beter dat zij zich gerust hielden.

Romans 1:24

58) Daarom heeft God

Namelijk om deze afgoderij en de ontering, die zij God daarmede aandeden. Zie Ps. 106:20; Jes. 40:17,18.

Ps 106.20 Isa 40.17,18

59) overgegeven

Dat is, die hun kwade begeerten niet ingetoomd, maar hun gang hebben laten gaan, Ps. 81:13; Hand. 14:16, en zich door Zijn rechtvaardig oordeel van Zijne gaven, die zij verachtten en misbruikten, meer en meer ontbloten, Matth. 25:28, en hen verlatende den Satan overgegeven, die hen tot alle boosheid verzoekt en verleidt; 1 Sam. 16:15; Matth. 6:13.

Ps 81.12 Ac 14.16 Mt 25.28 1Sa 16.15 Mt 6.13

60) in de begeerlijkheden hunner harten

In Rom. 1:26 wordt hetzelfde gezegd, tot oneerlijke bewegingen; niet dat God zulke oneerlijke begeerlijkheden of bewegingen werkt, want die zijn uit God niet; Jak. 1:13; 1 Joh. 2:16; zie hiervan breder de voorgaande 59 aantekeningen.

Ro 1.26 Jas 1.13 1Jo 2.16

61) onder elkander te onteren.

Of, in zichzelven.

Romans 11:8

40) geest

Dat is, gemoed.

41) des diepen slaaps;

Of, een knagenden, prikkelenden geest, gelijk het Griekse woord ook betekent. Doch het eerste komt met het Hebreeuwse woord Jes. 29:10 beter overeen.

Isa 29.10

42) ogen om niet te zien,

Dat is, die onbekwaam zijn om te zien.

43) tot op den huidigen dag.

Deze woorden moeten gevoegd worden met het woord verhard, Rom. 11:7. Zie ook 2 Cor. 3:15.

Ro 11.7 2Co 3.15

2 Corinthians 4:3-4

8) de God dezer eeuwD

Dat is, de Satan, die door een rechtvaardig oordeel Gods over de ongelovige mensen zulke heerschappij verkrijgt, alsof hij een god van hen ware, en dien zij als hunnen god dienen. Zie Joh. 12:31; Ef. 2:2, en Ef. 6:12.

Joh 12.31 Eph 2.2 6.12

9) betrale de verlichting

Of, schijne, lichte.

10) het beeld Gods is.

Namelijk niet alleen ten aanzien van Zijn goddelijke natuur, zijnde het eeuwige Woord en de wijsheid des Vaders, maar ook ten aanzien dat hij is God geopenbaard in het vlees, door wien Gods heerlijkheid, rechtvaardigheid, genade, wijsheid en macht ons in het Evangelie als in een spiegel worden uitgedrukt. Zie Col. 1:15; Hebr. 1:3.

Col 1.15 Heb 1.3
Copyright information for DutKant