Deuteronomy 32:15

30) Jeschurun vet werd,

Versta, het volk Isra‰ls, dat hier Jeschurun genoemd wordt, omdat zij recht behoorden te zijn, en oprecht of rechtuit in Gods wegen te wandelen, als daartoe van hem geroepen zijnde, en dewijl bij hen alleen was de regel van ware gerechtigheid, maar daar het verre daarvan geweest was en in het toekomende zou zijn, wordt hier deze titel, de rechte, of, die recht geworden is, hun verwijtswijze gegeven, die anderszins een treffelijke eretitel was; gelijk onder, Deut. 33:5,26.

De 33.5,26

31) sloeg hij achteruit,

Gelijk dartele kalven of moedwillige paarden; dat is, hij werd rebel tegen God.

32) Die hem gemaakt heeft,

Hebreeuws, zijn Maker; zie Job 4:17.

Job 4.17

Psalms 22:29

45) is des

Of, komt den Heere toe.

Isaiah 5:17

66) En

Hier stelt nu de profeet ene vertroosting na de dreigementen, willende te kennen geven dat God zijn volk eindelijk zal redden.

67) de lammeren

Anders: schapen; dat is de vrome, onnozele armen, die tevoren van de rijke goddelozen verdrukt werden.

68) zullen weiden

Dat is, God de Heere zal hen in zulken algemenen nood onderhouden en van nooddruft verzorgen.

69) naar hun wijze,

Hebreeuws, naar hunne leiding; dat is, gelijk zij tevoren gewoon waren te doen.

70) de vreemdelingen

Versta hier ook de vrome armen, die een tijdlang van de rijke goddelozen als vreemdelingen zijn geacht geweest, of die van de goddelozen of tirannen alzo zijn gekweld geweest, dat zij huis en hof hebben moeten verlaten. Anders: en zij zullen de verwoeste plaatsen der vette vreemdelingen eten.

71) zullen de verwoeste plaatsen

Dat is, genieten of bezitten de woeste plaatsen der vetten; dat is de huizen en akker, die de rijken hebben moeten verlaten, daaruit verdreven en gevankelijk weggevoerd zijnde.

72) vetten eten.

Vetten voor rijke weelderige personen, wordt ook gebruikt Ps. 22:30; Jes. 10:16. Zij worden Amos 4:1 genoemd koeien van Basan.

Ps 22.29 Isa 10.16 Am 4.1

Isaiah 10:16

64) zijn

Te weten de koning van Assyri‰.

65) vetten

Versta hier door de vetten de vorsten en voortreffelijkste oversten van den koning van Assyri‰, waar hij zo hoog op pocht.

66) magerheid

Dat is, een uitterende ziekte; zie de aantekening Ps. 106:15. Of hij wil zeggen, dat hen de Heere zal verdelgen en teniet maken. Zie 2 Kon. 19:35.

Ps 106.15 2Ki 19.35

67) onder

Anders: in plaats zijner heerlijkheid zal Hij, enz.

68) zijn heerlijkheid

Aldus wordt hier genoemd het leger van den koning van Assyri‰, omdat hij daarop zeer pochte.

69) een brand

Te weten als hij door een engel met pestilentie zullen verslagen worden. Vergelijk hiermede de geschiedenis 2 Sam. 24:16.

2Sa 24.16

Amos 4:1

1) koeien van Basan!

Verg. Ps. 22:13, met de aantekening, idem Jes. 28:1; Hos. 4:16, en versta hier, de goddeloze en trotse regeerders en richters, die zich mestten van de geschenken der rijken, die de armen voor het gericht betrokken en onderdrukken. Zij worden genoemd koeien van Basan, omdat er vette weiden en koeien in Basan waren.

Ps 22.12 Isa 28.1 Ho 4.16

2) hunlieder heren zegt:

Der armen rijke schuldheren, of crediteuren, die de behoeftige lieden, als slaven, in hunne macht hadden.

3) Brengt aan,

Brengt ons maar geld of geschenken, opdat wij daarvan mogen zuipen en zwelgen, en maakt gij het dan met de armen zoals gij wilt. Verg. Hos. 4:18.

Ho 4.18
Copyright information for DutKant