Deuteronomy 32:21

42) door hetgeen geen God is;

Dat is, door de afgoden. Zie 1 Cor. 8:4,5, en 1 Cor. 10:19.

1Co 8.4,5 10.19

43) geen volk zijn;

Versta, de heidenen, die God zou bekeren en roepen tot zijn kennis en gemeenschap, inplaats van de Joden. Zie Rom. 9:25, en Rom. 10:19, enz.

Ro 9.25 10.19

1 Kings 16:26

44) ijdelheden.

Zie boven, 1 Kon. 16:13.

1Ki 16.13

2 Kings 17:15

26) ijdelheid na,

De afgoderij werd ijdelheid genaamd, zowel omdat de afgoden een nietig ding zijn, als omdat het vertrouwen, daarop gesteld, tevergeefs is, ja ook omdat de afgodendienaars van het rechte verstand en oordeel beroofd zijn.

Psalms 62:10

20) gemmene

Hebr. de zonen of kinderen des mensen, en daarna, zonen of kinderen des mans. Zie hiervan Ps. 4:3.

Ps 4.2

21) leugen;

Dat is, beiden, kleinen en groten, zijn een gans nietig en bedriegelijk ding. Zie Job 15:31.

Job 15.31

22) in de

Of, in de weegschaal zouden zij tezamen opgaan boven, of meer dan ijdelheid; dat is, de ijdelheid zou overwegen, zij zouden minder wegen dan ijdelheid.

Jeremiah 2:5

9) ijdelheid

Dat is, de afgoden, die niets dan ijdelheid zijn, en afgodedienaars in hunne gedachten verijdelen en in hunne hoop bedriegen; verg. 2 Kon. 17:15; Ps. 62:11, en onder Jer. 2:8,11.

2Ki 17.15 Ps 62.10 Jer 2.8,11

Jeremiah 8:19

39) uit zeer

Babel, waar zij heen zouden gevoerd worden. Anders: [zal gehoord worden] vanwege [degenen die] uit verren lande [komen;] te weten de Chalde‰n. Hebreeuws alsof men zeide: land der verheden.

40) is haar koning

Is dan de belofte uit, [mocht iemand zeggen] die Hij van Zion en zijn volk zo dikwijls heeft gedaan?

41) Waarom

Antwoord van God op de voorgaande vraag.

42) vertoornd

Of, getergd.

43) ijdelheden

Afgoderijen der vreemde heidense volken, of met vreemde goden, zie 2 Kon. 17:15. Hebreeuws, des vreemden, onbekenden, uitlandsen.

2Ki 17.15

Jeremiah 10:15

46) een werk

Dat is, enkel verleidend werk.

47) hunner

Als God de afgoden en afgodendienaars tezamen zal straffen en verdelgen.

Jeremiah 14:22

53) ijdelheden

Dat is, kunnen de afgoden regen geven? Zie 1 Kon. 16:13, en 2 Kon. 17:15. Hij wil zeggen: Geenszins. Zie Gen. 18:17.

1Ki 16.13 2Ki 17.15 Ge 18.17

54) druppelen

Of, regenschuren.

55) geven?

Te weten van zichzelven?

56) die niet,

Dat is, het is immers ontwijfelbaar waar, dat Gij die zijt, die zulks alleen doet. Zie Gen. 13:9.

Ge 13.9

57) U wachten,

Dat Gij ons den nodigen regen geeft, want Gij zijt onze verwachting [boven Jer. 14:8], gelijk in alle andere noden, alzo ook in deze droogte, waarvan boven in het begin van Jer. 14: gesproken is.

Jer 14.8

58) doet al die dingen.

Of, Gij hebt al die dingen gemaakt; regen en droogte, enz. komen van U.

Copyright information for DutKant