Deuteronomy 4

40) Beth-peor.

Anders, het huis van Pehor. Sommige kaarten hebben hier een stad, genoemd Beth-Peor, liggende aan den voet eens bergs van gelijken naam, dicht bij Pisga en Nebo.

1) om Ba„l-peor gedaan heeft;

Dat is, om de afgoderij met den Ba„l-Peor bedreven. Anders, tegen, vanwege, met.

2) dat zal uw wijsheid en uw verstand zijn

Dat is, dit zult gij voor de ware wijsheid en kloekheid houden, en daarvan onder de omliggende volken openbare belijdenis doen, waarbij Ik alzo zal werken, dat zij u alleen voor een recht, wijs en kloek volk zullen houden.

3) Dit groot volk alleen

Anders, immers, of, gewisselijk is dit grote volk, enz.

4) nabij zijn als de HEERE,

Dat is Goddelijke genadige tegenwoordigheid alzo bewijzende met allerlei zegeningen en bijzonder met zeer wonderlijke, gerede en krachtige hulp in noden en zwarigheden.

5) zo dikwijls als wij Hem aanroepen?

Hebreeuws, in al ons roepen tot hem; dat is zo dikwijls wij hem aanroepen: of, in alles, waarom wij hem aanroepen.

6) voor uw aangezicht geef?

Anders, u voorstel.

7) wel,

Hebreeuws, zeer; en alzo Deut. 4:15, enz.

De 4.15
8) gij voor het aangezicht des HEEREN,

Dit moet men in het algemeen verstaan van het ganse volk Isra‰ls; want degenen, die in dien tijd aan den berg Horeb stonden, waren nu al gestorven, boven, Deut. 2:14,15,16, hoewel het gelooflijk is, dat er van de tegenwoordig levenden, die toen jong waren, mede bij hun vaderen aan den berg Horeb gestaan hebben.

De 2.14,15,16
9) midden des hemels;

Hebreeuws, tot aan het hart des hemels; dat is, midden in de lucht. Alzo in het hart van de zee, Exod. 15:8; Spreuk. 23:34, en Spreuk. 30:19; idem, in het hart van den eik, 2 Sam. 18:14; in het hart der aarde, Matth. 12:40.

Ex 15.8 Pr 23.34 30.19 2Sa 18.14 Mt 12.40
10) gelijkenis,

Te weten, waardoor God zou afgebeeld zijn.

11) behalve de stem.

Dat is, maar hoorde alleen de stem.

12) woorden,

Dat is, geboden.

13) voor uw zielen;

Dat is, ten beste van uw zielen; draagt goede zorg voor uw zielen. Vergelijk Joz. 23:11; Jer. 17:21; Mal. 2:15,16.

Jos 23.11 Jer 17.21 Mal 2.15,16
14) u niet verderft,

Anders, het niet verderft.

15) enig beeld,

Versta, tot enig religieus of godsdienstig gebruik. Want dit gaat het burgerlijk, nodig en matig gebruik van schilderijen, beelden, kaarten, munten, enz. niet aan, noch ook het sieraad van den tabernakel, wat de Heere zelf bevolen heeft.

16) door den hemel vliegt;

Dat is, door, of in de lucht.

17) dewelke de HEERE uw God,

Dat is, omdat zij geen god, maar Gods schepselen zijn, die Hij tot algemeen gebruik en dienst der mensen geschapen heeft.

18) ijzeroven, uit Egypte,

Versta, een smeltoven, of smeltketel, waarin men ijzer smelt. Zie 1 Kon. 8:51. Egypte wordt daarbij vergeleken vanwege de benauwdheid en de ellende, die Isra‰l daar uitgestaan en geleden had.

1Ki 8.51

19) tot een erfvolk zoudt zijn,

Zie Exod. 19:5; Tit. 2:14.

Ex 19.5 Tit 2.14
20) Ook vertoornde Zich de HEERE over mij,

Zie boven, Deut. 1:37.

De 1.37
21) gemaakt heeft,

Zie Gen. 15:17,18.

Ge 15.17,18

22) gesneden beeld zoudt maken,

Of, gegraven.

23) verboden heeft.

Hebreeuws, geboden heeft. Van het gebruik van dit woord, zie men Lev. 4:2, en boven, Deut. 2:37.

Le 4.2 De 2.37
24) vuur,

God wordt vergeleken bij een vuur, vanwege zijn haat en schrikkelijken toorn tegen de zonde en den zondaar, dien Hij met tijdelijke en inzonderheid eeuwige straffen [zo hij ongelovig en onboetvaardig blijft] vervolgt en verteert, gelijk een aangestoken en brandend vuur zeer sterk doordringt, en alles, dat brandbaar is, wijd en zijd verteert. Zie onder, Deut. 9:3, en Deut. 32:22; Ps. 21:10 en Ps. 78:21; Jes. 33:14, enz.; Jer. 4:4; Hebr. 12:29.

De 9.3 32.22 Ps 21.9 78.21 Isa 33.14 Jer 4.4 Heb 12.29

25) ijverig God.

Die jaloers is, alleen als God wil gekend en ge‰erd zijn, en geen medegenoot nevens zich die eer toestaat [Jes. 42:8, en Jes. 48:11], houdende zich sterk en vuriglijk over alles, dat zijn eer aangaat, en vijandiglijk hatende alles wat daartegen strijdt.

Isa 42.8 48.11
26) oud geworden zult zijn,

Dat is, lang gewoond zult hebben.

27) enig ding,

Zie boven, Deut. 4:16,17,18,19, en Exod. 20:4.

De 4.16,17,18,19 Ex 20.4

28) kwaad is

Dat is, wat hem mishaagt of kwalijk bevalt.

29) hemel en de aarde

Dat is, alle hemelse en aardse schepselen. Dit is een manier van spreken, waardoor de onvernuftige schepselen tegen den mens, wegens verstoktheid en ongevoeligheid, worden ingevoerd om hem door natuurlijke redenen, die hij in het aanschouwen en gebruiken daarvan behoort te betrachten van zijn hardnekkigheid en ondankbaarheid tegen den machtigen en goeden God aan te klagen en te overtuigen. Zie onder, Deut. 30:19, en Deut. 31:28, en vergelijk onder, Deut. 32:1; Jes. 1:2; Micha 6:2.

De 30.19 31.28 32.1 Isa 1.2 Mic 6.2

30) voorzeker haast zult omkomen

Hebreeuws, omkomende omkomen.

31) ganselijk verdelgd worden.

Hebreeuws, verdelgd wordende verdelgd worden.

32) een klein volksken

Hebreeuws, lieden van getal; dat is, die haast geteld zijn. Zie Gen. 34:30.

Ge 34.30
33) ganse hart en met uw ganse ziel.

Zie onder, Deut. 6:5.

De 6.5
34) al deze dingen zullen treffen;

Hebreeuws, al deze woorden, of zaken zullen vinden. Zie gelijke manier van spreken onder, Deut. 31:17, en 1 Sam. 23:17; versta die voorgezegde ellenden. Zie boven, Deut. 4:26,27.

De 31.17 1Sa 23.17 De 4.26,27

35) dan zult gij wederkeren

Dit [alsook Deut. 4:29] schijnt een profetie te zijn van de bekering der Joden. Vergelijk onder, Deut. 30:1,2,3, enz. Hos. 3:5. Anders, en gij u bekeren zult tot den Heere uwen God, enz., en dan in Deut. 5:31, zo zal Hij u niet verlaten, enz.

De 4.29 30.1,2,3 Ho 3.5 De 5.31

36) tot den HEERE, uw God,

Anders, tot den Heere uwen God toe. Zie hiervan Jo‰l. 2:12.

Joe 2.12
37) uwer vaderen,

Dat is, met uwe vaders opgericht, gelijk de volgende woorden aanwijzen.

38) [ene] einde des hemels

Dat is, in de ganse wereld, die onder den hemel gelegen is, van het ene einde der wereld tot het andere; alzo onder, Deut. 30:4; Matth. 24:31; Mark. 13:27.

De 30.4 Mt 24.31 Mr 13.27
39) verzoekingen,

Door welke Farao verzocht werd of hij Isra‰l zou laten trekken, en Isra‰l, of zij hun God zouden vertrouwen. Zie van het woord verzoeken Gen. 21:1.

Ge 21.1

40) strijd,

Zo tegen Farao, dien God met zijn ganse heirleger in de Rode zee gestort en verdelgd heeft, als tegen Sihon en Og, de koningen der Amorieten.

41) verschrikkingen;

Die eerst over de Egyptenaars en daarna over andere volken gekomen zijn. Zie Exod. 23:27, en boven, Deut. 2:25, en onder, Deut. 34:12. Anders, verschrikkelijkheden; dat is, schrikkelijke daden.

Ex 23.27 De 2.25 34.12
42) die God is;

Dat is, alleen de ware God is, gelijk de volgende woorden uitwijzen.

43) dan Hij alleen!

Of, behalve Hij alleen, buiten Hem alleen.

44) Van den hemel

Dat is, uit de lucht.

45) op de aarde

Te weten, op den berg Sina‹.

46) hun zaad na hen

Hebreeuws, zijn zaad na hem; dat is, een ieders zaad na hem.

47) voor Zijn aangezicht

Anders, met zijn aangezicht; dat is, tegenwoordigheid zonderling betonende door de wolkkolom en de vuurkolom, en u steeds als onder zijn ogen hebbende, om u overal te geleiden. Vergelijk Exod. 13:21, en Exod. 14:19,20.

Ex 13.21 14.19,20
48) in uw hart hervatten,

Dat is, indachtig zijn en behartigen.

49) voor altoos.

Versta, met conditie van gehoorzaamheid. Vergelijk boven, Deut. 4:26,27. Hebreeuws, al de dagen. Welke woorden ook kunnen gevoegd worden in het begin van Deut. 4:40: Houdt al de dagen; te weten, uws levens, altijd.

De 4.26,27,40
50) scheidde Mozes drie steden uit,

Volgens Gods bevel; Num. 35:14.

Nu 35.14
51) van gisteren

Dat is, van tevoren.

52) Bezer in de woestijn,

Zie Joz. 20:8.

Jos 20.8

53) voor de Rubenieten;

Hebreeuws, voor den Rubeniet; en zo in het volgende. Anders, van, of der; en zo in het volgende.

54) Dit zijn de

Versta, die in Deut. 5: verhaald worden.

55) getuigenissen,

Versta, Gods heilige leer, getuigende van zijn wezen, wil en werken. Zie onder, Deut. 6:17, en Ps. 19:8, enz.

De 6.17 Ps 19.7
56) Beth-peor,

Zie boven, Deut. 3:29.

De 3.29
57) oever der beek Arnon is,

Hebreeuws, aan de lip. Zie Gen. 41:3.

Ge 41.3

58) Sion, welke is Hermon;

Zie boven, Deut. 3:9.

De 3.9
59) zee des vlakken velds,

Versta, de Dode zee, of Zoutzee. Zie Gen. 14:3.

Ge 14.3

60) Asdoth-pisga.

Zie boven, Deut. 3:17.

De 3.17
Copyright information for DutKant