Deuteronomy 7:16

12) verteren,

Hebreeuws, eigenlijk, eten, opeten, en alzo voorts, verteren; dat is, gij zult hen vernielen, verdelgen, zonder verschonen of schromen, gelijk de spijs niet gespaard wordt, veel weiniger een roof van een wild dier. Vergelijk onder, Deut. 31:17.

De 31.17

13) strik zijn.

Zie Exod. 23:33, en Exod. 34:12; Richt. 2:3.

Ex 23.33 34.12 Jud 2.3

Ezekiel 34:5

8) geen herder is;

Die hen recht weidde en bezorgde; noch geestelijk, door gezonde en heilzame lering, noch lichamelijk, door vaderlijke en vrome regering, maar in alles was het tegendeel; waardoor het volk in geloof en leven gans bedorven, en alzo in Gods zwaren toorn vervallen, en voorts met allerlei ellenden zo deerlijk geplaagd is; van welk alles de boze herders de grootste schuld hebben, gelijk volgt.

Ezekiel 34:8

10) zo [Ik] niet!

Dit is een bijzonderlijke afgebroken rede, in het eedzweren gebruikelijk [gelijk elders dikwijls] die men aanvullen moet uit Ezech. 34:10. Alsof de Heere zeide: Zo Ik hen niet straffe! Mij niet tegen hen stelle enz. Zie Num. 14:23. Zulks is ook in onze taal [en andere] zeer gebruikelijk bij goede en kwade mensen. Zo ik dit of dat doe, zo ik dit of dat niet doe, enz. zo moet, enz. vergelijk ook Gen. 14:23, enz.

Eze 34.10 Nu 14.23 Ge 14.23

Ezekiel 34:10

11) [wil] aan de herders,

Zie boven Ezech. 13:8.

Eze 13.8

12) eisen,

Gelijk boven Ezech. 3:18. Zie Gen. 42:22.

Eze 3.18 Ge 42.22

13) ophouden,

Dat is, Ik zal hen van hun staaf afzetten, omdat zij slechts den bloten naam, maar niet de daad van herders hebben.

Ezekiel 35:12

27) dat Ik, de HEERE,

Of, dat Ik de HEERE [ben, en dat] Ik, enz.

28) spijze gegeven.

Zie Deut. 31:17.

De 31.17
Copyright information for DutKant