Esther 4:11

25) Alle knechten des konings,

Dit zijn de eigen woorden, die Hatach Mordechai zou zeggen van Esthers wege.

26) het volk,

Alsof zij zeggen wilde: Alle man weet het wel, zelfs die ver van het hof en deze stad wonen.

27) dat al wie tot den koning ingaat,

Zie Herodotum in Thalia.

28) in het binnenste voorhof,

Deze plaats was voor dat deel van het koninklijk paleis, waar zich de koning onthield. Zie onder, Esth. 5:1.

Es 5.1

29) zijn enig

Dat is, des konings onwederroepelijke wet. Of aldus: Enerlei wet zij van dien; te weten, man of vrouw, die zulks doet. Vergelijk Dan. 2:9.

Da 2.9

30) vonnis zij,

Zie onder, Esth. 5:2.

Es 5.2

31) toereike,

Hebreeuws, uitstrekke.

32) levend blijve;

Hebreeuws, leve.

Esther 5:2

4) in het voorhof,

Versta hier, de binnenzaal van het paleis, waar de koning zijn kamers had.

5) Esther toereikte;

Dit was een teken, dat hij haar verlof gaf tot hem te naderen en dat hij gewillig en bereid was te horen wat zij van hem begeren zou.

6) roerde

Tot een teken van gehoorzaamheid en eerbied.

7) spits des scepters aan.

Hebreeuws, het hoofd.

Copyright information for DutKant