Exodus 15:16

Deuteronomy 33:27

79) De eeuwige God

Het Hebreeuwse woord, van schepselen gebruikt, betekent dat Hij in voortijden, vanouds, of van het begin der wereld geweest is, gelijk boven, Deut. 33:15, maar van God gebruikt, betekent het ook eeuwigheid, of, die v¢¢r alle tijden geweest is. Hebreeuws, God der eeuwigheid.

De 33.15

80) een woning,

Dat is, als een verheven plaats, waarin gij stil en zeker moogt leven.

81) eeuwige armen;

Hebreeuws, armen der eeuwigheid; dat is, de eeuwige almachtigheid Gods zal hen beneden op aarde helpen en beschutten.

Psalms 79:11

17) behoud

Maak dat zij overblijven, behoud hen in het leven.

18) kinderen

Dat is, die als misdadigers ter dood verwezen of verordend zijn. Zie 2 Sam. 12:5; Spreuk. 31:8.

2Sa 12.5 Pr 31.8

19) grootheid

Dat is, naar uw grote mogendheid. Zie Ps. 77:16, en Job 40:4.

Ps 77.15 Job 40.9

Psalms 89:13

26) het zuiden

Hebr. de rechter [hand, of zijde].

27) Thabor

Een berg in Gallilea; Joz. 19:22; Richt. 4:6,12.

Jos 19.22 Jud 4.6,12

28) Hermon

Een berg, anders Syrion genoemd; Ps. 29:6. Onder den naam van deze twee bergen begrijpt de psalmist het westen en het oosten, en alzo het gehele land van Kana„n.

Ps 29.6

29) juichen in

Dat is, het is door uw zegen, dat zij vruchtbaar en lustig zijn, en den mensen gelijk als toelachen, en zich verheugen in de goedheid van God.

Psalms 136:12

10) Met een sterke

Dat is, met macht. Zie de aantekening bij 1 Kon. 8:42.

1Ki 8.42
Copyright information for DutKant