Exodus 21:18

29) de een slaat den ander met een steen,

Hebreeuws, een man; dat is, [iemand] zijn naasten slaat.

Numbers 14:12

17) verstoten;

Versta dit niet als een volle besloten sententie maar als een conditioneel dreigement hetwelk de Heere zijnen knecht Mozes heeft willen voorhouden, om zijn ijver en zijn voorbidding, tot het welvaren des volks, te ontsteken; zodat deze woorden niet betekenen wat God in zijn onveranderlijken raad besloten had, maar de straf, die de Isra‰lieten verdiend hadden.

Numbers 35:16

16) geslagen heeft,

Versta, niet onvoorziens of onwetend, maar wetens en willens.

17) zekerlijk

Hebreeuws, zal stervende, of, met den dood gedood worden; en alzo Num. 35:17,18,21.

Nu 35.17,18,21

18) gedood worden.

Ofschoon hij in een vrijstad mocht gevlucht zijn. Zie Deut. 19:11,12.

De 19.11,12

Deuteronomy 28:22

18) vurigheid,

Of, ontsteking; dat is, met vurige of hete gezwellen.

19) hitte,

Ontsteking der lucht. Sommigen verstaan het van inwendigen brand des lichaams, waarop gedurige dorst volgt.

20) droogte,

Dat het in langen tijd niet regent. Zie 1 Kon. 17:1,7; Hagg. 1:10,11. Anders, zwaard.

1Ki 17.1,7 Hag 1.10,11

21) brandkoren,

Een plaag in het gewas, wanneer het door langdurige droogte en hitte, of door een dorren oostenwind verzengt en verdort. Sommigen verstaan door deze twee woorden enige ziekten, als brandzucht en geelzucht.

22) honigdauw,

Of, meeldauw; een andere plaag in het koren, wanneer het door te veel vocht vervuilt en verrot. Zie van deze plaag 1 Kon. 8:37; 2 Kron. 6:28; Amos 4:9; Hagg. 2:18.

1Ki 8.37 2Ch 6.28 Am 4.9 Hag 2.17

Deuteronomy 28:27

30) zweren van Egypte,

Die God mensen en beesten in gans Egypteland toeschikte; Exod. 9:9.

Ex 9.9

31) krauwsel,

Of, jeuksel.

1 Samuel 17:50

1 Samuel 26:8

9) op eenmaal ter aarde slaan,

Of, met een slag. Abisai wil zeggen: Ik zal hem met den eersten slag wel zo treffen, dat ik hem voorzeker zal doden, zodat het niet van node zal zijn hem ten tweeden male te slaan.

2 Samuel 3:27

51) stilte met hem te spreken;

Of, vreedzaamlijk; alsof hij hem alleen en in het heimelijke vertrouwder wijze wat had te zeggen.

52) vijfde rib,

Gelijk boven, 2 Sam. 2:23.

2Sa 2.23

53) om des bloeds wil van zijn broeder Asahel.

Dat is, van den doodslag, dien hij aan zijn broeder Asahel begaan had, boven, 2 Sam. 2:23, en onder, 2 Sam. 3:30. Zie Gen. 4:9,10.

2Sa 2.23 3.30 Ge 4.9,10
Copyright information for DutKant