Exodus 23:25

Judges 13:4

4) drink geen wijn noch sterken drank,

Zie Num. 6:3,4.

Nu 6.3,4

5) onreins.

Zie Lev. 11.

Psalms 104:13-15

22) drenkt de

Dat is, Hij bevochtigt hen, te weten, met het regenwater.

23) uit zijne

Dat is, uit de wolken, gelijk Ps. 104:3.

Ps 104.3

24) aarde wordt

Alsof hij zeide: Het aardrijk wordt met den regen zijn dorst geblust, nadat het lang dorst geleden heeft.

25) van de vrucht

Dat is, van den regen, welken God alleen geeft; Jer. 10:13, en Jer. 14:22. Of, van den regen, die uit uwe werken, o Heere, dat is uit de wolken gelijk als ene vrucht voortkomt. Van den regen wast het koren en gras; idem alle kruiden en boomvruchten. Verg. hiermede Job 38:26,27,28; Deut. 11:14,15.

Jer 10.13 14.22 Job 38.26,27,28 De 11.14,15
26) het gras

Zie de aantekening bij 1 Kon. 18:5.

1Ki 18.5

27) het kruid

Te weten, allerlei kruid tot spijs en tot medicijn.

28) het brood

Te weten, het koren, waar het brood van gemaakt wordt, gelijk Job 28:5; Pred. 11:1; Jes. 28:28, en Jes. 30:23. Het woord brood betekent hier, gelijk op vele plaatsen, allerlei spijs.

Job 28.5 Ec 11.1 Isa 28.28 30.23
29) den wijn,

Te weten, doet Hij voortkomen. Den wijn, dat is, den wijnstok waar de druiven vol wijn aan wassen.

30) verheugt,

Zie Richt. 9:9,13; Ps. 23:5.

Jud 9.9,13 Ps 23.5

31) van olie;

Het was eertijds zeer gebruikelijk in het Joodse land, dat de mensen hun lichaam, inzonderheid het hoofd en het aangezicht, met olie bestreken om het te verfrissen; Ps. 23:5.

Ps 23.5

32) het brood, dat

Dat is, het koren, waar men het brood van maakt.

33) sterkt.

Of, ondersteunt, onderstut. Zie 1 Kon. 13:7.

1Ki 13.7

Psalms 145:15-16

19) Aller ogen

Te weten, van alle dieren, of van alle schepselen, die levende lichamen hebben.

20) te zijner tijd.

Of, elk te zijner tijd. Anders: tot hunnen tijd; dat is, ter bekwamer tijd, gelijk Ps. 104:27.

Ps 104.27
21) [naar] [Uw] welbehagen.

Dat is, naar dat het U belieft, of waaraan zij een genoegen hebben. Anders, met welbehagen; dat is, met gaven en goederen van uw goeden wil en welgevallen vloeiende en herkomende.

Hebrews 11:37-38

94) gestenigd geworden,

Als Zacharias de zoon van Jojada; 2 Kron. 24.

95) in stukken gezaagd,

Gelijk de oude Joodse geschiedenissen getuigen van Jesaja onder de tirannie van Manasse. Waaruit blijkt, dat de apostel niet alleen uit de Schrift, maar ook uit andere den Hebre‰n bekende geschiedenissen voorbeelden verhaalt; gelijk bij Hebr. 11:35 ook is aangetekend.

Heb 11.35

96) verzocht,

Namelijk door zware dreigementen en pijnigingen.

97) door het zwaard ter dood gebracht;

Grieks door den dood van het zwaard; gelijk velen ten tijde van Manasse, 2 Kon. 21:16, en onder andere tirannen.

2Ki 21.16

98) hebben gewandeld

Grieks hebben omgegaan; namelijk hier en daar dwalende.

99) schaapsvellen

Gelijk van Elia betuigd wordt, 2 Kon. 1:8, en gelijk der profeten dracht in het algemeen was, gelijk te zien is Zach. 13:4.

2Ki 1.8 Zec 13.4
100) niet waardig was),

De wereldse mensen hielden zulke gelovigen voor uitvaagsel der wereld, maar de apostel getuigt daarentegen, dat de wereld hun niet waardig was, en dat daarom God hen als buiten het gezelschap der wereld onderhield; gelijk David lang in de wildernissen dwaalde, 1 Sam. 22,23,24; Elia onder Achab, 1 Kon. 19, en die honderd profeten die in de spelonken verstoken waren, 1 Kon. 18, gelijk ook vele anderen, waarvan de geschiedenissen gewag maken.

Copyright information for DutKant