Exodus 24:8
17) bloed, Te weten, de andere helft van het bloed. 18) over al die woorden. Te weten, die in het boek des verbonds geschreven staan.Leviticus 15:13
9) gereinigd zal zijn, Dat is, wanneer zijn vloed zal ophouden. 10) zijn reiniging Versta, de onderhouding der ceremonin, die naar de wet vereist waren, opdat hij voor rein gehouden mocht worden. 11) zeven dagen Zie Num. 19:11, enz. Nu 19.11 12) levend water baden, Zie boven, Lev. 14:5. Le 14.5Psalms 51:2
Psalms 51:7
10) ongerechtigheid Versta, de erfzonde, aangeboren verdorvenheid, het vlees en de inwonende zonde. Zie Joh. 3:6; Rom. 7:17. Joh 3.6 Ro 7.17 11) geboren Alzo wordt het Hebr. woord gebruikt Job 15:7; Spreuk. 8:24,25. Job 15.7 Pr 8.24,25 12) ontvangen. Hebr. verwarmd. Of, is van mij verwarmd geworden; te weten, mij ontvangende en dragende. Aangaande het Hebr. woord, verg. Gen. 30:38,39,41. Ge 30.38,39,41Ezekiel 36:25
46) water op u sprengen, Het dierbaar bloed van het onbevlekte Lam Jezus Christus zal Ik u door mijn Woord en mijnen Geest toepassen, tot reiniging uwer zielen. Zie 1 Petr. 1:2,19; Ef. 5:26; Hebr. 9:14; 1 Joh. 1:7, enz. 1Pe 1.2,19 Eph 5.26 Heb 9.14 1Jo 1.7 47) onreinigheden Vergelijk onder Ezech. 37:23, en Ezech. 43:7. Eze 37.23 43.7Acts 22:16
17) uw zonden afwassen, Dat is, tot een teken en verzegeling, dat uwe zonden door het bloed en den Geest van Christus afgewassen zijn; ene wijze van spreken, die van de sacramenten dikwijls gebruikt wordt. Zie Mark. 1:4; Ef. 5:26, hetwelk nader verklaard wordt Matth. 3:11; 1 Petr. 3:21; 1 Joh. 1:7. Mr 1.4 Eph 5.26 Mt 3.11 1Pe 3.21 1Jo 1.71 Corinthians 6:11
20) sommigen; maar Namelijk de een in het een en de ander in het ander. Want hoewel in alle heidenen niet al deze zonden altijd openbaar zijn geweest, nochtans is de wortel van allen in hen, en de een of de ander breekt bij gelegenheden altijd uit; en allen waren zij afgodendienaars. Zie Rom. 1:29; Ef. 2:1,2,3, en Ef. 4:17,18. Ro 1.29 Eph 2.1,2,3 4.17,18 21) gij zijt afgewassen, Dat is, van de heersende macht van zulke zonden gezuiverd; namelijk door uwe heiligmaking; bestaande in de vergeving der zonden en toerekening der gerechtigheid van Christus, waarvan de doop een teken en zegel is. Zie Mark. 1:4; Hand. 22:16; Rom. 6:4; Ef. 5:26; Tit. 3:5; 1 Petr. 3:21. Mr 1.4 Ac 22.16 Ro 6.4 Eph 5.26 Tit 3.5 1Pe 3.21 22) in den naam Dat is, om Jezus Christus' en Zijner verdiensten wil. Want het bloed van Jezus Christus reinigt ons van alle onze zonden; 1 Joh. 1:7; Openb. 1:5. 1Jo 1.7 Re 1.5Revelation of John 1:5
14) de getrouwe Namelijk die ons het Evangelie uit den schoot des Vaders heeft gebracht, en door Zijn dood verzegelt; Joh. 1:18; 1 Tim. 6:13. Joh 1.18 1Ti 6.13 15) in Zijn Dat is, door Zijn bloedigen dood en offerande; Hebr. 9:14. Heb 9.14
Copyright information for
DutKant