Exodus 25:2

1) voor Mij

Dat is, tot mijn dienst, tot mijn eer.

2) hefoffer

Dat is, een offer, wat men omhoog hief alsof men het God gaf of presenteerde. Hebreeuws, een heffing, of afzondering; als zijnde een gave afgezonderd van de rest en den Heere geheiligd.

3) nemen.

Hij wil zeggen, dat zij een hefoffer nemen, en Mij geven.

4) gij Mijn hefoffer nemen.

Gij Mozes en de mannen die Ik, Exod. 24:1, bevolen heb op den berg te klimmen.

Ex 24.1

Psalms 119:108

113) rechten.

Dat is, mijn gebed en dankzegging; gelijk Lev. 22:18; Num. 29:39; 2 Kron. 31:14; Ps. 54:8; Amos 4:5.

Le 22.18 Nu 29.39 2Ch 31.14 Ps 54.6 Am 4.5

Acts 2:41

86) gaarne aannamen,

Of, met behagen, gewilliglijk; daartoe door de genade Gods gewillig gemaakt zijnde.

87) zielen.

Dat is, personen; Gen. 46:27.

Ge 46.27

Romans 12:11

46) traag

Of, lui.

47) in het benaarstigen.

Grieks, in de benaarstiging; dat is, in de werken uwer beroeping naarstiglijk waar te nemen.

48) Zijt vurig van geest.

Dat is, ijverig, niet lauw; Openb. 3:16.

Re 3.16

49) Dient den Heere.

Dat is, wilt als dienstknechten des Heeren vlijtig betrachten alles wat tot Zijn dienst en eer vereist wordt; Ps. 2:11; Ef. 6:7. Anderen lezen in het Grieks voor Kyrio, dat is de Heere, Kairo, dat is de tijd; in zulken in gelijk Ef. 5:16; Col. 4:5.

Ps 2.11 Eph 6.7 5.16 Col 4.5
Copyright information for DutKant