Exodus 32:32

53) zult!

Versta, zo is het wel; vergelijk deze manier van spreken met Luk. 13:9.

Lu 13.9

54) zo delg mij nu uit

Wien God eens ten eeuwigen leven uitverkoren heeft, dien verwerpt Hij nimmermeer. Maar Mozes heeft met deze woorden geopenbaard zijn innerlijken ijver voor de eer Gods, en zijn grote liefde tot het volk Isra‰ls; vergelijk hiermede den ijver van Paulus, Rom. 9:3.

Ro 9.3

55) Uw boek,

Hetwelk anders genoemd wordt het boek des levens, omdat er in aangetekend staan die allen, welke God ten eeuwigen leven verordineerd heeft; Ps. 69:29; Fil. 4:3; Openb. 3:5, en Openb. 20:12, en Openb. 21:27; doch dit is menselijker wijze van God gesproken, want door dit boek is niet anders te verstaan, dan zijn eeuwige raad en onveranderlijk besluit der verkiezing.

Ps 69.28 Php 4.3 Re 3.5 20.12 21.27

Acts 23:12

20) vervloekten

Grieks anethematisan; dat is, zwoeren, dat zij een anathema, of vervloeking voor God wilden zijn, zo zij aten of dronken eer zij Paulus gedood hadden. Zie Hand. 23:21; Matth. 26:74; Rom. 9:3; Gal. 1:8.

Ac 23.21 Mt 26.74 Ro 9.3 Ga 1.8

Galatians 1:8

20) wij, of

Namelijk ik en de broeders, die bij mij zijn. Of, wij apostelen.

21) een engel uit

Dit is wel in zichzelve niet mogelijk, maar de apostel wil met het stellen dezer onmogelijke veronderstelling te krachtiger aanwijzen de zekerheid van den vloek, die komen zal over degenen, die een ander Evangelie prediken. Zie dergelijke Joh. 8:55; 1 Cor. 13:2.

Joh 8.55 1Co 13.2

22) buiten hetgeen wij

Dat is, niet alleen tegen hetzelve, maar ook die iets daarbij doen, buiten hetgeen wij gepredikt hebben; hetwelk de valse apostelen deden, lerende dat men niet alleen door het geloof, maar ook door de werken der wet gerechtvaardigd wordt.

23) vervloekt.

Grieks Anathema; dat is, vervloeking. Zie van dit woord Rom. 9:3; 1 Cor. 16:22.

Ro 9.3 1Co 16.22

1 John 3:16

58) de liefde

Dat is, de kracht en grootheid der liefde.

59) gekend, dat

In sommige boeken wordt gelezen de liefde Gods gekend.

60) Hij

Namelijk Jezus Christus.

61) Zijn leven voor

Grieks zijn ziel. Zie Matth. 20:28; Joh. 10:15; dat is, voor ons gestorven is.

Mt 20.28 Joh 10.15

62) schuldig voor

Namelijk wanneer de eer van God, de stichting der gemeente en de nood der broeders zulks vereist.

63) het leven stellen.

Grieks de zielen; gelijk tevoren.

Copyright information for DutKant