Exodus 4:22

27) is Isra‰l.

Dat is, het volk of de nakomelingen van Isra‰l: deze worden genoemd Gods eerstgeboren zoon, omdat zij uit genade uit alle heidenen eerst verkoren waren, om Gods volk en kinderen te wezen, en God zo aangenaam, gelijk de eerstgeborenen hunnen ouders zijn.

Deuteronomy 4:7

4) nabij zijn als de HEERE,

Dat is Goddelijke genadige tegenwoordigheid alzo bewijzende met allerlei zegeningen en bijzonder met zeer wonderlijke, gerede en krachtige hulp in noden en zwarigheden.

5) zo dikwijls als wij Hem aanroepen?

Hebreeuws, in al ons roepen tot hem; dat is zo dikwijls wij hem aanroepen: of, in alles, waarom wij hem aanroepen.

Deuteronomy 7:6

6) heilig volk den HEERE,

Dat is, een volk, uit alle volken van God afgezonderd en Hem toege‰igend, opdat Hij u, naar luid der beloften zijns verbonds, zegene en gij in zijn geboden heiliglijk [gelijk Hij, uw bondsgenoot, heilig is] volgens uw verbondsbeloften wandelt. Zie onder, Deut. 28:9; 1 Petr. 2:9.

De 28.9 1Pe 2.9

Jeremiah 31:20

70) Is [niet] Efraim Mij een dierbare zoon,

Hij is het zekerlijk, wil God zegge; hoewel Ik hem kastijd, want enz.

71) troetelkind?

Hebreeuws, een kind der vermakingen, of vermakelijkheden, pleisieren. Vergelijk Jes. 66:12.

Isa 66.12

72) tegen hem gesproken heb,

Anders: van hem.

73) ernstelijk aan hem;

Hebreeuws, gedenkende zal Ik zijner gedenken.

74) rommelt Mijn ingewand over hem;

Dat is, Ik ben innerlijk over hem bewogen. Zie Jes. 63:15.

Isa 63.15

75) zekerlijk ontfermen,

Hebreeuws, ontfermende ontfermen.

Romans 8:15

46) den Geest der dienstbaarheid

Alzo noemt hij de werking des Geestes Gods door de wet, die de harten der mensen door de dreigementen tegen de overtreders verslaat en bevreesd maakt, gelijk daarvan een klaar voorbeeld is in de Isra‰lieten, als God de wet der tien geboden voor hen van den berg heeft uitgesproken; Exod. 20:19. Waarop de apostel hier ziet, alsook Hebr. 12:18,19.

Ex 20.19 Heb 12.18,19

47) den Geest der aanneming

Hierdoor wordt verstaan de genadige werking des Heiligen Geestes door de predikatie des heiligen Evangelies, die de harten der gelovigen verkwikt en van hunne aanneming tot kinderen verzekert; waartoe ook de volgende werkingen dienen. Zie Gal. 4:6; Ef. 4:30.

Ga 4.6 Eph 4.30

48) Abba, Vader!

Dat is, wij Hem vrijmoedig durven aanroepen als onzen Vader. Het woord Abba betekent in de Syrische taal Vader, hetwelk de apostel hier gehouden heeft, omdat het een woord is vol genegenheid, hetwelk de jonge kinderen bijna in alle talen behouden; en hij zet daarbij het woord Vader, niet alleen om hetzelve te verklaren, maar ook om de beweging en zonderlinge genegenheid der gelovigen in dit roepen tot God beter uit te drukken; gelijk ook Christus deze verdubbeling van het woord Vader tot dien einde heeft gebruikt in Zijn meeste benauwdheid, Mark. 14:36, en aan het kruis de verdubbeling van het woord Mijn God, Mijn God, Mark. 15:34. Ziet hierna Rom. 8:26.

Mr 14.36 15.34 Ro 8.26

Romans 8:29

79) te voren gekend heeft,

Namelijk voor de Zijnen, gelijk Joh. 10:14,27. Dat is, die Hij van eeuwigheid in Christus heeft verkoren ten eeuwigen leven; Rom. 11:2; Ef. 1:4; 1 Petr. 1:2, en hierna Rom. 8:33.

Joh 10.14,27 Ro 11.2 Eph 1.4 1Pe 1.2 Ro 8.33

80) den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn,

Namelijk niet alleen in het lijden, maar ook inzonderheid in de heiligmaking en verheerlijking, die daarna zal volgen; 1 Cor. 13:12, en 1 Cor. 15:48, en 2 Cor. 3:18.

1Co 13.12 15.48 2Co 3.18

Romans 8:38-39

106) ik ben verzekerd,

Of, ik ben overreed; namelijk door de belofte des heiligen Evangelies aan alle gelovigen, Joh. 5:24, en door de getuigenis des Heiligen Geestes in het hart, Rom. 8:16.

Joh 5.24 Ro 8.16

107) engelen,

Namelijk kwade engelen; want de goede zoeken ons van Christus niet te scheiden; tenware men het voor een onmogelijke voorwaarde wilde nemen, gelijk Gal. 1:8,9.

Ga 1.8,9

108) noch overheden,

Sommigen nemen dit ook voor namen van engelen, gelijk Col. 1:16, hoewel het hier bekwamelijk van de tirannen en geweldigen dezer wereld kan verstaan worden.

Col 1.16
109) de liefde Gods,

Namelijk waarmede Hij ons liefheeft, wanneer wij met Christus door het geloof verenigd zijn, gelijk Rom. 8:35.

Ro 8.35

Ephesians 1:5

14) te voren

Namelijk van eeuwigheid, gelijk in het Ef. 1:4. En hier wordt ten aanzien van ons het opperste einde van onze verkiezing tot heerlijkheid nader uitgedrukt; namelijk onze aanneming tot kinderen en erfgenamen Gods, en mede‰rfgenamen van Christus, waarvan wij hier wel de beginselen en verwachting hebben, Joh. 1:12; Rom. 8:15; maar de volle bezitting van dit kindschap en deze erfenis zullen wij hiernamaals eerst ontvangen. Zie Rom. 8:23; Gal. 4:5; Hebr. 9:15; 1 Joh. 3:2.

Eph 1.4 Joh 1.12 Ro 8.15,23 Ga 4.5 Heb 9.15 1Jo 3.2

15) in Zichzelven,

Of, tot Zichzelven, dat is, tot Zijne eer, om Zijns zelfs wil, voor Zichzelven, aan Zichzelven. Want God de Vader heeft ons in Christus tot Zijne kinderen en erfgenamen verordineerd; Rom. 8:17.

Ro 8.17

16) naar het welbehagen

Dat is, niet uit enige van onze verdienste of waardigheid, maar alleen naar Zijn onverdiende gunst, genade en believen. Zie Rom. 9:11,12,15,16, en Rom. 11:6; 2 Tim. 1:9; gelijk in Ef. 1:6 ook verklaard wordt.

Ro 9.11,12,15,16 11.6 2Ti 1.9 Eph 1.6
Copyright information for DutKant