Exodus 9:21

14) die zijn hart niet zette tot des HEEREN woord,

Dat is, die des Heeren woord niet achtte, noch ter harte nam; zie boven, Exod. 7:23.

Ex 7.23

2 Samuel 18:3

2) het hart

Dat is, zij zullen daarnaar niet vragen, zullen daarvan geen groot werk maken, want het is hun niet om ons, maar om uw persoon te doen.

3) maar [gij zijt]

Dat is, aan uw persoon is nu meer gelegen dan aan vele duizenden van ons. Vergelijk hiermede de woorden van Achitofel, boven 2 Sam. 17:2,3. Anders, al [waren] onzer, naardat wij nu [zijn], tienduizend maal meer.

2Sa 17.2,3

4) stad

Mahana‹m; gelijk boven, 2 Sam. 17:24,27.

2Sa 17.24,27

5) ter hulpe zijt.

Hebreeuws, om te helpen; wanneer wij zouden mogen verlegen zijn.

Job 1:8

22) Hebt gij [ook]

Hebreeuws, hebt gij uw hart gelegd, of gesteld; dat is, hebt gij achtgegeven, of opmerking genomen? Dezelfde manier van spreken is te vinden 2 Sam. 18:3, en onder, Job 2:3, en Job 7:17, en Job 23:6.

2Sa 18.3 Job 2.3 7.17 23.6

23) Want niemand

Of, dat niemand zijns gelijke is op de aarde, enz.

Job 2:3

5) Hebt gij [ook]

Zie boven, Job 1:8.

Job 1.8

6) oprecht en vroom,

Zie de betekenis van al deze woorden, boven, Job 1:1.

Job 1.1

7) opgehitst hebt

Dit is menselijker wijze gesproken van God, die de beweging der oorzaken, die buiten hem zijn, niet is onderworpen, want hem zijn al zijne werken van eeuwigheid af bekend, Hand. 15:18, en Hij doet alle dingen naar den raad van zijnen wil; Ef. 1:11. Maar dit wordt zo gezegd om aan te wijzen I. dat de Satan altijd genegen is om de kinderen Gods te beschadigen; II. dat God hem gebruikt om hen te beproeven.

Ac 15.18 Eph 1.11

8) hem

Versta mede, zijn beesten en kinderen.

9) verslinden

Dat is, te verderven en als in te slokken, hetwelk was in dit werk het doel des Satans; gelijk het einde van Gods werk was zijn knecht te beproeven.

10) zonder oorzaak.

Dit is, niet om zijn voorgaande zonden en boos leven. Want opdat wij dit verstaan zouden, zo geeft God van zijn vroomheid getuigenis in dit boek; Job 1:1,8, en hier Job 2:3. Evenwel is hij niet vrij geweest van de overblijfselen der zonde, die in alle heiligen gevonden worden, ook naar zijn eigen bekentenis. Zie onder, Job 7:20,21, en Job 9:2, en Job 13:23,26. Het Hebreeuwse woord hinnam is in denzelfden zin, alzo het hier overgezet is, genomen 1 Sam. 19:5, en 1 Sam. 25:31, en Ps. 35:7, enz.

Job 1.1,8 2.3 7.20,21 9.2 13.23,26 1Sa 19.5 25.31 Ps 35.7

Job 22:22

42) wet

Anders, lering.

43) Zijn mond,

Namelijk, Gods. Versta door den mond Gods, zijn woord, of zijn dienaren, die zijn woord verkondigen. Zie Jes. 11:4; 2 Thess. 2:8.

Isa 11.4 2Th 2.8

Job 34:14

24) Zijn hart

Dat is, ten nauwste acht op hem wilde nemen, om het hoogste recht tegen hem te gebruiken.

25) hem zette,

Te weten, den mens. Zie boven, Job 34:11.

Job 34.11

26) Zijn geest

Dat is, zijn ziel zou Hij van hem door den dood kunnen wegnemen, en alzo in dit leven een einde met hem maken. Vergelijk Ps. 26:9, en de aantekening.

Ps 26.9

Haggai 1:7

16) Stelt uw hart op uw wegen.

Gelijk Hag. 1:5. Dit werderhaalt de profeet, opdat zij er immers terdege op letten zouden.

Hag 1.5

1 Corinthians 11:30-31

79) Daarom zijn onder

Dat is, om dit misbruik des heiligen Avondmaals.

80) slapen.

Dat is, zijn alrede gestorven. Zie Matth. 9:24, en Matth. 27:52; Joh. 11:11; 1 Cor. 7:39, en 1 Cor. 15:6,18; 1 Thess. 4:13.

Mt 9.24 27.52 Joh 11.11 1Co 7.39 15.6,18 1Th 4.13
81) oordeelden, zo zouden

Of, onderscheiden; dat is, na een goede en ernstige beproeving van onszelven, recht oordeelden hoe het met ons gesteld is, of wij waardiglijk aan de tafel des Heeren mogen gaan of niet; en zo wij ons bevinden onwaardig, dat wij ons onthouden van die heilige spijs, totdat wij ons leven zullen gebeterd hebben.

82) geoordeeld worden.

Dat is, gestraft of gekastijd van den Heere met zodanige plagen, als tevoren verhaald zijn 1 Cor. 11:30.

1Co 11.30
Copyright information for DutKant