Ezekiel 36:9-10

22) u,

O gij bergen van Isra‰l, om u te redden en goed te doen. Anders: Ik [wil] aan u. Welke manier van spreken hier niet [gelijk elders, zie Jer. 21:13, en boven Ezech. 13:8] in het kwade, of vijandelijk, maar in het goede en vriendelijk moest genomen worden; gelijk men ook wel somtijds doet in onze taal, wanneer men vijandelijk aan iemand wil, of ook ten beste, om iemand of iets te redden, enz.

Jer 21.13 Eze 13.8

23) aanzien,

Of, mijn aangezicht tot u wenden, of keren; dat is, mij uwer genadiglijk aannemen, zendende u den Messias, op wiens komst en weldaden aan zijne kerk deze profetie meest ziet, gelijk in het vervolg blijkt.

24) mensen op u vermenigvuldigen,

Hebreeuws, mens, en zo in Ezech. 36:11, mens en beest. Vergelijk onder Ezech. 36:37,38; Jer. 31:27, met de aantekening.

Eze 36.11,37,38 Jer 31.27

25) ganse huis Isra‰ls,

Mijn ganse kerk, het gehele lichaam, onder ‚‚n hoofd, den Messias; zie Ef. 2:12,13,19,20,21,22; Col. 2:19, en vergelijk onder Ezech. 37:16,17,19,24, enz.

Eph 2.12,13,19,20,21,22 Col 2.19 Eze 37.16,17,19,24

Ezekiel 36:37-38

58) verzocht worden,

Of, mij verzoeken, of vragen laten; dat is, hiertoe gewillig voorstellen, hierin mij laten vinden, [vergelijk Jes. 65:1], dat Ik [terwijl de genade overvloedig en de ruimte groot is, zulks dat er maar mensen schijnen te ontbreken, die ze genieten] deze weldaad nog daartoe doe, dat Ik mijne kerk met gelovige mensen, als schapen, uit de Joden en voornamelijk uit de heidenen, vervul. Vergelijk Hoogl. 8:8, enz.; Jes. 49:19,20, en Jes. 54:2, enz. en boven Ezech. 36:10; Joh. 10:16.

Isa 65.1 So 8.8 Isa 49.19,20 54.2 Eze 36.10 Joh 10.16

59) van mensen,

Of, als [met] menschenkudden.

60) schapen,

Hebreeuws, schapen der heiligheden. Versta, het offervee, dat bij grote menigte tegen de jaarlijkse feesten binnen Jeruzalem ten offer gebracht werd.

Hosea 2:23

Matthew 15:25

Matthew 15:27

22) doch

Grieks, want.

1 Peter 1:23

65) niet uit vergankelijk,

Namelijk gelijk uw eerste geboorte is geweest. Want al wat uit het vlees geboren is, dat is vlees; Joh. 3:6.

Joh 3.6

66) onvergankelijk zaad,

Zo wordt het woord des Evangelies genoemd, omdat het met de onberouwelijke werking van den Heiligen Geest gevoegd is, en dat de wedergeboorte, die daardoor in ons teweeg wordt gebracht, onvergankelijk is. Zie Rom. 11:29: Filipp. 1:6; 1 Joh. 5:4,18, enz.

Ro 11.29 Php 1.6 1Jo 5.4,18

67) door het levende

Of door het Woord Gods, die daar leeft, en in der eeuwigheid blijft.

Copyright information for DutKant