Ezekiel 37:16-17
28) hout, Ene roede, of plat hout; vergelijk Num. 17:2, enz. Nu 17.2 29) zijn metgezellen; Versta, Benjamin en Levi. Zie 2 Kron. 11:12,13. 2Ch 11.12,13 30) ganse huis Israls, Versta, de tien stammen, die zich aan Efram [als de machtigste] gehouden hadden, en daaronder dikwijls verstaan worden. 31) Doe gij ze dan naderen, Dat is, breng hen nabij en tot elkander, dat zij n worden.Ezekiel 37:19
34) hout van Jozef, Dat is, Jozefs nakomelingen, of de Eframieten met hun bijgevoegde stammen, die door dit hout samen betekend werden. 35) hand geweest is, Dat is, de tien stammen, waarvan Efram het hoofd tevoren geweest was, toebehoorde. 36) een worden in Mijn hand. Gelijk de verdeeldheid en vijandschap tussen Juda en Efram [waarvan Samaria de hoofdstad was] als ene afbeelding was van de twee vijandelijke gedeelten der mensen, namelijk Joden en heidenen, alzo was de vereniging van dezelve een afbeelding of voorbeeld van de vereniging der algemene kerk, of van alle uitverkorenen in de ganse wereld, uit Joden en heidenen, door enen Geest en een geloof, onder een Hoofd, Koning en Zaligmaker, welke is onze Heere Jezus Christus, de beloofde Messias. Of nu wel enige van de tien stammen zich met Juda gevoegd hebben, en alzo samen uit Babel zijn opgetogen [1 Kron. 9:3], zo heeft nochtans de rechte geestelijke vereniging haar aanvang genomen ten tijde des Heeren Christus en van zijne apostelen, [zie Joh. 4:9,21,23,35,39,41; Hand. 2:9,10,11, en Hand. 8:5,14, en Hand. 9:31], en is voorts vervolgd onder de Joden, en voornamelijk onder de heidenen, en zal duren tot aan het einde der wereld, totdat gans geestelijk Isral is beroepen, in Gods hand, [dat is, in den Heere Christus, die in dezen des Vaders knecht is, in wiens hand Hij alles heeft overgegeven en tot wien Hij alle uitverkorenen trekt] in n lichaam of ne kerk verenigd en behouden. Zie Matth. 28:19; Hand. 1:8; Rom. 11:25,26; Ef. 2:13, enz. 1Ch 9.3 Joh 4.9,21,23,35,39,41 Ac 2.9,10,11 8.5,14 9.31 Mt 28.19 Ac 1.8 Ro 11.25,26 Eph 2.13Ezekiel 37:24
47) Knecht David Zie boven Ezech. 34:23. Eze 34.23 48) Herder hebben; Zie Joh. 10:16. Joh 10.16Ephesians 2:12-13
34) zonder Christus, Dat is, zonder gemeenschap met Christus te hebben, die komen zou, buiten welke gene zaligheid was; Joh. 14:6; Hand. 4:12. De Isralieten dan, die het koninkrijk Israls verwachtten, hadden gemeenschap met Christus, die beloofd was. Zie Joh. 8:56; Hand. 13:26,32, en Hand. 15:11, en Hand. 26:6,7; Hebr. 11:26, enz. Joh 14.6 Ac 4.12 Joh 8.56 Ac 13.26,32 15.11 26.6,7 Heb 11.26 35) het burgerschap Dat is, de gemeente Gods, die in het burgerschap Israls was begrepen. 36) de verbonden Dat is, van de geestelijke beloften, die God in Zijn verbond met de Isralieten opgericht, gedaan en dikwijls vernieuwd heeft, waarom Hij het verbonden in het getal van velen noemt. 37) geen hoop Namelijk geen ware hoop van de vergeving der zonden en der eeuwige zaligheid. 38) zonder God Dat is, zonder de oprechte kennis en dienst van den waren God. Want als is het dat zij vele goden en godsdiensten hadden, die waren nochtans van hen verdicht en versierd. Zie Rom. 1:21, enz.; al ware het dat enigen God als Schepper kenden, nochtans, dewijl zij den Zoon niet kenden, noch eerden, zo hadden zij ook den Vader niet; Joh. 5:23. Ro 1.21 Joh 5.23 39) verre waart, Namelijk van deze weldaden en voordelen, waarvan in Ef. 1, is gesproken. En zie hier de apostel op de plaats Jes. 49:1. Zie Hand. 2:39. Isa 49.1 Ac 2.39 40) het bloed Dat is, door den dood en bloedige offerande van Christus, waardoor dit onderscheid der volken is weggenomen.Ephesians 2:19-22
60) gij dan Namelijk heidenen die in Christus gelooft. 61) niet meer vreemdelingen Namelijk gelijk eertijds. Zie Ef. 2:11,12. Eph 2.11,12 62) medeburgers Namelijk van dit geestelijke Jeruzalem; Gal. 4:26. Ga 4.26 63) huisgenoten Gods; Want Gods gemeente wordt doorgaans Gods huis en tempel genaamd. Zie 2 Cor. 6:16; 1 Tim. 3:15; Hebr. 3:2, enz. Zo staan zij dan onder n hoofd en zorg, en hebben elk hun dienst en deel in dit huis. 2Co 6.16 1Ti 3.15 Heb 3.2 64) het fondament Dat is, de leer der apostelen en der profeten, zo des Ouden als des Nieuwen Testaments, gelijk daarom de namen der twaalf apostelen op de twaalf fondamenten des hemelsen Jeruzalems worden gesteld; Openb. 21:14. Re 21.14 65) waarvan Jezus Want de leer der profeten en apostelen wijst ons in zaken der zaligheid tot niemand op welken wij steunen mogen, dan op Jezus Christus op Zijne voldoening en verdienste; 1 Cor. 1:30, en 1 Cor. 2:2. 1Co 1.30 2.2 66) de uiterste Hoeksteen; Of, zijnde Jezus Christus zelf de, enz., namelijk waarop het gehele gebouw steunt met de muren en stenen van hetzelve, dat is, alle ware gelovigen uit Joden en heidenen bijeenvergaderd worden, en door nen Geest aaneenkleven, gelijk volgt. Zie ook 1 Petr. 2:4. Dat nu deze uiterste hoeksteen ook het enig fondament is van dit geheel gebouw, blijkt uit Jes. 28:16; 1 Cor. 3:10,11. 1Pe 2.4 Isa 28.16 1Co 3.10,11 67) tempel in den Namelijk waarin de Heere met Zijne genade woont, en derhalve waarin Hij wil geerd en gediend zijn, gelijk een huisvader in zijn huis. 68) Op Welken ook Namelijk uitersten hoeksteen van Christus. 69) gij mede gebouwd Namelijk die uit de heidenen naar Zijn voornemen zijt geroepen, en dienvolgens ook in Hem gelooft. 70) in den Geest. Of, door den Geest.Colossians 2:19
74) het Hoofd niet Namelijk Christus Jezus, die het hoofd is Zijner gemeente en ook zelfs aller engelen, van welk hoofd, en volgens werking dezes hoofds in al de leden, dezulken afwijken. 75) het gehele lichaam, Namelijk der gemeente.Zie Col. 1:24. Col 1.24 76) de samenvoegselen Zie van deze gehele gelijkenis de aantekeningen Ef. 4:16, waar dezelfde woorden ook verhaald en verklaard worden. Eph 4.16 77) opwast met Grieks wast den wasdom Gods.
Copyright information for
DutKant