Ezra 10

1) belijdenis deed,

Van de zonden des gansen volks in het algemeen, en de grove zonde der huwelijken met de afgodische heidenen in het bijzonder.

2) antwoordde Sechanja,

Dat is, hij nam het woord, begon te spreken. Zie Richt. 18:14.

Jud 18.14

3) doen wonen;

Dat is, getrouwd, of tot echtelijke gemeenschap en bijwoning aangenomen; alzo Ezra 10:10,14,17,18; Neh. 13:23,27.

Ezr 10.10,14,17,18 Ne 13.23,27

4) hoop voor Isra‰l,

Te weten, deze, dat men, door ware bekering, Gods straf zoeke te ontgaan; waarvan in het volgende.

5) beven

Gelijk boven, Ezra 9:4.

Ezr 9.4
6) komt u toe;

Of, [ligt] op u; dat is, het betaamt u, het is uw ambt, uw plicht, als priester zijnde en last hebbende van den koning van Perzi‰.

7) voor Gods huis,

Uit de plaats van het voorhof des volks.

8) ging in

Om aldaar een gewissen voet en orde van executie te beramen, die in het volgende verhaald wordt.

9) brood,

Dat is, hij nuttigde geen spijs of drank.

10) der weggevoerden.

Zie boven, Ezra 9:4, alzo in het volgende.

Ezr 9.4
11) stem

Dat is, gebod publiceren, uitroepingen doen, gelijk boven, Ezra 1:1.

Ezr 1.1
12) afgezonderd

Dat is, gehouden voor ge‰xcommuniceerd, afgesneden, of gebannen uit de gemeente.

13) weggevoerden.

Hebreeuws, wegvoering.

14) negende maand

Genoemd Chisleu, passende voor een deel op November, voor een deel op December.

15) straat van Gods huis,

Zie Neh. 2:8. Waaruit sommigen afnemen dat hier verstaan wordt de plaats van het voorhof des tempels, die te dezer tijd nog open en onbemuurd geweest is.

Ne 2.8

16) sidderende

Uit conscientie hunner misdaad en vrees van Gods straf.

17) Isra‰ls schuld

Hebreeuws, tot Isra‰ls schuld toe te doen.

18) doet den HEERE,

Hebreeuws, geeft.

19) luider stem:

Hebreeuws, groter.

20) komt het ons toe

Vergelijk boven, Ezra 10:4.

Ezr 10.4
21) niet staan kan;

Hebreeuws, geen kracht is om te staan.

22) velen onzer

Hebreeuws, wij hebben vermenigvuldigd te overtreden.

23) [hierover] staan,

Dit is aldus aangevuld uit Ezra 10:15.

Ezr 10.15

24) oudsten

Als hebbende speciale kennis van de inwoners hunner plaatsen, en kunnende van alle gelegenheid den groten raad te Jeruzalem berichten.

25) van elke stad

Hebreeuws, van stad en stad.

26) om dezer zaken wil.

Anders, gedurende deze zaak; of, totdat de zaak [zij afgedaan]; idem; deze zaak aangaande.

27) Alleenlijk Jonathan,

Het schijnt dat dezen alleen onder de priesters onschuldig geweest zijn aan deze misdaad. Vergelijk het volgende.

28) tiende maand,

Genoemd Thebet, passende voor een deel op December, voor een deel op Januari.

29) eerste maand.

Abib, of Nisan; passende voor een deel op Maart, voor een deel op April.

30) gaven hun hand,

Dat is, zij beloofden bij handtasting. Vergelijk 2 Kon. 10:15.

2Ki 10.15

31) voor hun schuld.

Zie Lev. 4:3, enz., waar den priesters zowel als den gemenen man bevolen wordt, nevens de schuldbekentenis, hun offerande te brengen.

Le 4.3
32) Isra‰l:

Tot hiertoe zijn verhaald de schuldigen in den kerkelijken stand, die tot den tempeldienst behoorden; nu volgen die daar buiten waren onder het volk.

33) Cheluhu,

Of, Cheluhi.

34) Machnadbai,

Of, Mabnadbai.

35) Jaddai,

Of, Jaddau.

36) bij welke zij

Hebreeuws, en zij hadden zonen, of, kinderen gesteld. Hij wil zeggen dat zij de heidense vrouwen verlaten hebben, zowel die kinderen hadden, als die gene hadden, gelijk boven, Ezra 10:3 gezegd is. Anders, en daaronder waren vrouwen, die kinderen voortgebracht hadden.

Ezr 10.3
Copyright information for DutKant