Ezra 3:7

15) houwers en werkmeesters,

Houthouwers en steenhouwers, die hout uit de bossen en stenen uit de rotsen zouden houwen. Het Hebreeuwse woord begrijpt beiden, en beiden waren tot het bouwen des tempels nodig.

16) spijs en drank,

Naar het exempel van Salomo; 1 Kon. 5:6,9,11.

1Ki 5.6,9,11

17) Libanon

Zie 1 Kon. 4:33.

1Ki 4.33

18) Jafo,

Anders genaamd Joppe; Hand. 9:36. Zie 2 Kron. 2:16.

Ac 9.36 2Ch 2.16

Nehemiah 13:16

41) Tyriers

Geboortig uit de vermaarde stad Tyrus; zie Joz. 19:29.

Jos 19.29

42) binnen,

Binnen Jeruzalem.

43) alle koopwaren,

Dat is, allerlei.

Isaiah 23:15

57) dat Tyrus

Dat is, de Tyri‰rs zullen zeventig jaar lang in hunne ellende blijven steken; alsof God hunner vergeten had of geen acht meer op hen had.

58) zeventig jaren,

Te weten zolang als de Joden in de Babylonische gevangenschap blijven zouden.

59) gelijk eens konings

Dat is, zolang als ongeveer een koning leeft of leven kan. Of, in het algemeen, zolang als een mens leven kan, te weten die tot groten ouderdom komt. Zie Ps. 90:10. Anders: Zolang als een koninkrijk duren zal. Aldus wordt het woord melech, voor koninkrijk ook genomen Dan. 7:17, en Dan. 8:21; en wordt hier verstaan het koninkrijk van Babel, hetwelk zeventig jaren gestaan heeft na den ondergang van Tyrus.

Ps 90.10 Da 7.17 8.21

60) zal in Tyrus

Dat is, Tyrus zal weder bewoond worden en in goeden welstand komen, en dan zullen de inwoners wederom, rijk en weelderig geworden zijnde, hun ouden gang gaan met zingen en springen, en allerlei wellusten des vleses te oefenen, gelijk Jes. 23:16,17 breder gezegd wordt. Anderen, om het woord als ook zijne kracht te laten toekomen, verklaren deze woorden aldus: De inwoners van Tyrus zullen de kooplieden zo lieflijk weten aan te lokken en te bedriegen, als de hoeren met haar lieflijken zang de hoereerders weten aan te lokken.

Isa 23.16,17

Isaiah 23:17

65) hoererij

Nagenoeg alle uitleggers verstaan hier door hoererij het vuil gewin der Tyri‰rs, hetwelk zij van hunne koopmanschap kregen van al de rijke en machtige personen, die in de landen, rondom hen gelegen, woonachtig waren.

Ezekiel 26:21

55) groten schrik stellen,

Hebreeuws, verschrikkingen, beroerten, verbaasdheden; dat is, Ik zal u zo toerichten, dat een ieder zal schrikken als hij daarvan hoort en daaraan denkt.

56) niet [meer] zijn;

Zie boven Ezech. 26:14.

Eze 26.14

57) gezocht wordt,

Vergelijk Ps. 37:35,36, enz.

Ps 37.35,36

Ezekiel 27:36

106) u aan;

Of, over u. Zie 1 Kon. 9:8; Jer. 18:16.

1Ki 9.8 Jer 18.16

107) grote schrik geworden,

Hebreeuws, verschrikkingen; alzo onder Ezech. 28:19.

Eze 28.19

108) [meer] zijn tot in eeuwigheid.

Vergelijk boven Ezech. 26:14, met de aantekening.

Eze 26.14

Matthew 15:21

Mark 7:24

32) naar de landpalen van Tyrus en Sidon;

Dat is, tot omtrent. Want Christus schijnt zelf nooit in de steden der heidenen gepredikt te hebben. Zie Mark. 7:27,31; Matth. 15:24.

Mr 7.27,31 Mt 15.24
Copyright information for DutKant