Galatians 3:23-25

103) eer het geloof kwam,

Dat is, eer Christus, die het fondament des geloofs is, waar het geloof op ziet en steunt, in het vlees is gekomen. Zie Gal. 3:19.

Ga 3.19

104) in bewaring gesteld,

Het Griekse woord betekent zulk ene bewaring, die met krijgsvolk en wacht geschiedt, in een vaste plaats. De apostel gebruikt hier wederom dezelfde gelijkenis als in Gal. 3:22, gelijk uit het volgende woord blijkt. Doch de apostel schijnt hier ook te zien op dit gebruik der wet, dat dezelve gediend heeft om de Joden van de andere volken daarmede als af te sluiten en gelijk als alleen te bewaren. Zie Deut. 4:7; Ps. 147:19; Ef. 2:14.

Ga 3.22 De 4.7 Ps 147.19 Eph 2.14

105) tot op het geloof,

Dat is, tot op Christus, die geopenbaard zou worden, gelijk tevoren.

106) onze

Namelijk de Joden, die onder de wet waren.

107) tuchtmeester geweest

Grieks Paedagoges; hetwelk betekent een die de kinderen ter school leidt, onderwijst en tuchtigt. Zo vergelijkt hij dan de Joden onder de wet bij kinderen, en de gelovige Christenen bij volwassenen, die geen tuchtmeester meer van node hebben.

108) tot Christus,

Dat is, om ons te leiden tot Christus. Hetwelk de wet der zeden doet, als zij ons van zonde overtuigt en den vloek verkondigt, en derhalve ons toont dat wij dan, om behouden te worden, onze toevlucht tot Christus moeten nemen, die ons van de zonde en den vloek verlost heeft; en de wet der ceremoni‰n, dewijl deze de mensen niet alleen overtuigde van hunne zonden, maar ook voorbeelden en afbeeldingen van Christus en Zijne weldaden waren, 1 Cor. 5:7; Col. 2:17, en leerden dat hetgeen door dezelve afgebeeld was, in Christus alleen te vinden is;; Hebr. 9:10,11, enz.

1Co 5.7 Col 2.17 Heb 9.10,11

109) uit het geloof

Dat is, door de verdiensten van Christus met waar geloof van ons aangenomen, en ons van God uit genade toegerekend.

110) het geloof gekomen is,

Dat is, Christus, op wien het geloof ziet, gelijk Gal. 3:23.

Ga 3.23

111) niet meer onder

Overmits dezelve deze zijn dienst nu volbracht heeft, en wij nu tot mannelijken ouderdom zijn gekomen; Ef. 4:13.

Eph 4.13

Galatians 4:1-3

1) ik zeg,

Dat is, hetgeen ik gezegd heb, Gal. 3:24,25, dat de wet onze tuchtmeester is, verklaar ik nu met een andere gelijkenis ook van menselijke zaken genomen. Zie dergelijke 1 Cor. 5:6; 2 Cor. 9:6.

Ga 3.24,25 1Co 5.6 2Co 9.6

2) een kind is,

Dat is, nog onmondig is en minderjarig.

3) niets van een

Namelijk wat aangaat het tegenwoordig gebruik van het erfgoed, hetwelk hij alzo weinig mag aantasten en gebruiken als een dienstknecht, alzo hij hierin zijn eigen meester nog niet is, maar onder anderen staat.

4) een heer is van alles;

De eigendom van al het goed des erfdeels hem toebehoort.

5) onder voogden

Dat is, onder de macht en het opzicht dergenen, die tot regering en verzorging zijner goederen gesteld zijn. Van deze woorden, zie Matth. 20:8; Luk. 12:42, en Luk. 16:1; 1 Cor. 4:1.

Mt 20.8 Lu 12.42 16.1 1Co 4.1

6) tot den tijd

De minderjarigheid heeft zijnen tijd in rechten gesteld, welke de vaders ook door hun testament kunnen verkorten of verlangen, naardat zij zullen goedvinden.

7) wij ook,

Namelijk Joden, die nu leden van de gemeente van Christus zijn.

8) toen wij kinderen

Namelijk ten tijde des Ouden Testaments, voor de toekomst van Christus.

9) dienstbaar gemaakt

Dat is, onderworpen en schuldig te onderhouden.

10) onder de eerste

Grieks elementen; dat is onder de ceremoni‰n die in uiterlijke en aardse dingen bestaan, en gelijk als de eerste aanleiding en begin waren van de zaligmakende kennis. Zie Col. 2:8.

Col 2.8

Hebrews 9:8

20) de Heilige Geest

Namelijk die een insteller was van al deze godsdiensten, en derhalve een waarachtig eeuwig God met den Vader en den Zoon, en nochtans een onderscheiden persoon.

21) de weg des heiligdoms

Dat is, van het heilige der heiligen, of des hemels, gelijk hierna Hebr. 9:12,24 wordt verklaard.

Heb 9.12,24

22) nog niet openbaar gemaakt was,

Dat is, nog niet zo klaar en volkomen bekend was gemaakt, gelijk daarna is geschied, toen Christus de zaken, hierdoor betekend, in zijn eerste komst heeft volbracht; gelijk 1 Joh. 3:2 gezegd wordt, dat het nog niet geopenbaard, of openbaar gemaakt is wat wij worden zullen; namelijk na Christus' tweede komst; hoewel wij nochtans ook hier enigszins daarvan onderricht zijn, maar niet zo klaar en volkomen als het ons zal bekend worden, wanneer de zaak zelf in ons zal vervuld zijn.

1Jo 3.2

23) zolang de eerste tabernakel nog stand had;

Dat is, zo lang de gemeente onder het Oude Testament door de ceremoni‰n en handelingen van den eersten tabernakel en vervolgens ook van den eersten tempel, alleen werd onderricht, zonder dat het Evangelie haar in zijn naaktheid en volle klaarheid werd voorgedragen, gelijk na de vervulling is geschied. Want dat enigen dit zo duiden als of de gelovigen in het Oude Testament geen toegang hadden tot den hemel, voordat Christus ten hemel was opgevaren, strijdt tegen het voorbeeld van Elia, 2 Kon. 2:11, en van Lazarus, Luk. 16:22; vergeleken met Matth. 8:11, en van den moordenaar aan het kruis, Luk. 23:43, vergeleken met 2 Cor. 12:2,3,4, en met de hoop der gelovige vaderen, Hebr. 11:16; en strijd ook met Christus' beloften, Matth. 5:10,11,12; die lang voor zijne verrijzenis zijn geschied.

2Ki 2.11 Lu 16.22 Mt 8.11 Lu 23.43 2Co 12.2,3,4 Heb 11.16 Mt 5.10,11,12

Hebrews 9:10

27) wassingen

Grieks dopingen.

28) rechtvaardigmakingen

Dat is, uiterlijke inzettingen, die den mens naar den uitwendigen, of lichamelijken stand, alleen rechtvaardigden of heiligden. Zie Hebr. 9:13.

Heb 9.13

29) verbetering

Grieks rechting; dat is, waarop het te recht zal worden gebracht, namelijk tot op de tijden van het Nieuwe Testament, waar Jeremia van gesproken had, waarin de betekende zaak zou vervuld worden, deze ceremoni‰n geweerd, en andere kortere godsdiensten ingesteld, waardoor de Heilige Geest krachtiger zou werken, 2 Cor. 3.

30) opgelegd.

Namelijk als een juk, hetwelk de vaders zelf niet hebben kunnen dragen, en door Christus is afgenomen; Hand. 15:10,11.

Ac 15.10,11
Copyright information for DutKant