Genesis 10:5

18) de eilanden

Versta, de landen aan de zee westwaarts van Syri‰ tussen de Middellandse zee en den Oceaan gelegen; namelijk niet alleen die eigenlijk eilanden genoemd worden, maar ook de vaste landen, die door hun ligging eilanden schijnen te zijn.

19) elk naar zijne spraak,

De verdeling der spraken was wel in dien tijd nog niet geschied [zie onder hoofdstuk Gen. 11:], maar Mozes spreekt volgens den tijd, waarin hij dit schreef. Zie dergelijk exempel Gen. 12:8, Gen. 13:3, enz.

Ge 12.8 13.3

Isaiah 20:6

23) van dit eiland

Dat is, van dit land; te weten der Filistijnen en der Joden. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk en gemeenlijk een eiland, maar het kan hier in zijn eigen betekenis niet genomen worden van alle andere nati‰n, tenzij te dezen aanzien, dat de Joden en Filistijnen afgezonderd waren van alle andere nati‰n gelijk de eilanden van alle andere landen, door de zee, of rivieren afgezonderd worden. Of, de profeet noemt het land der Filistijnen en der Isra‰lieten een eiland, omdat zij van hunne vijanden rondom omsingeld waren, gelijk een eiland rondom in het water ligt en daarvan omsingeld is. Zie wijders Gen. 10:5, en Ps. 72:10.

Ge 10.5 Ps 72.10

24) op welken

Hebreeuws, onze aanschouwing, enz.; zie Jes. 20:5. Dat is, op welken wij onze ogen geslagen hadden.

Isa 20.5

25) van het aangezicht

Of, van den koning van Assyri‰.

Isaiah 23:2

7) Zwijgt,

Alsof hij zeide: Roemt niet meer vanwege uw groten rijkdom en heerlijkheid, zij zullen haast een einde nemen.

8) des eilands!

Te weten van het eiland Tyrus. Deze stad lag op een eiland toen Jesaja dit heeft geprofeteerd.

9) gij,

Hebreeuws, de koopman van Sidon overzee varende vervulde u.

10) Sidon,

Dit is ook eertijds een voortreffelijke koopstad geweest, nabij Tyrus gelegen, onder ‚‚n gebied behorende. Zie Ezech. 28:21.

Eze 28.21

11) vervulden,

Te weten met allerlei waren en koopmanschappen, die zij met hun geladen schepen daarin brachten.

Isaiah 23:6

26) Vaart

Dat is, vlucht uit Tyrus, zoekt nieuwe landen en steden, waar gij u moogt nederslaan.

27) des eilands!

Te weten van het land Tyrus, gelijk boven Jes. 23:2.

Isa 23.2

Jeremiah 25:22

38) koningen van Tyrus,

Den enen voor, den anderen na; of, allen regenten, oversten, of overrijken machtigen kooplieden en inwoners, die zich als koningen gedroegen. Zie Jes. 23:8, onder Jer. 47:4, en voorts Joz. 19:29.

Isa 23.8 Jer 47.4 Jos 19.29

39) eilanden,

Hebreeuws, des eilands. Zie Ps. 72:10. Anders: de omtrek, die aan de overvaart van de zee is. Vergelijk onder Jer. 49:23.

Ps 72.10 Jer 49.23
Copyright information for DutKant