Genesis 12:2-3

4) groot volk

Niet alleen ten aanzien van de veelheid der mensen, wier vader gij zult wezen naar het vlees, maar ook ten aanzien van hun waardigheid, omdat zij mijn volk en eigendom zullen zijn, wier vader gij zult zijn naar den geest; Rom. 4:11,12,16,17, Rom. 9:6,7,8; Gal. 3:7.

Ro 4.11,12,16,17 9.6,7,8 Ga 3.7

5) zegenen,

De zegening van God betekent allerlei weldaden, of in het algemeen lichamelijke en geestelijke, aardse en hemelse, tijdelijke en eeuwige, onder 24:1; Deut. 28:2,3,4, enz. of in het bijzonder enige derzelve; boven Gen. 1:22,28; onder Gen. 39:5; Deut. 7:13; Ef. 1:3.

Ge 24.1 De 28.2,3,4 Ge 1.22,28 39.5 De 7.13 Eph 1.3

6) een zegen.

Zo gans zeer gezegend, dat gij niet alleen in uzelven mijn zegen bezitten zult, maar dat ook deze zegen door uw zaad over ontallijke anderen uitgespreid zal worden.

7) in u

Dat is, in uw zaad, onder Gen. 22:18, en Gen. 26:4, en Gen. 28:14; welk zaad is Christus, Gal. 3:16; die uit Abrahams zaad naar het vlees moest voortkomen, Matth. 1:1, om allen waren gelovigen, wier vader Abraham is, de eeuwige zegening te verwerven en mede te delen; Gal. 3:28,29. Anders, met u, te weten door het geloof in Christus, gelijk Gal. 3:8,9, in u, wordt uitgelegd, met Abraham. Zie ook Rom. 4:11,12,16.

Ge 22.18 26.4 28.14 Ga 3.16 Mt 1.1 Ga 3.28,29,8,9 Ro 4.11,12 Ro 4.16

Numbers 24:5-7

8) zij zich uit,

Te weten, de kinderen Isra‰ls.

9) als de sandelbomen,

Of, alo‰. Dit is een boom, wiens hout, als het dor wordt, een lieflijken reuk van zich geeft.

10) cederbomen aan het water.

Het hout van dezen boom is schoon, het wast hoog en dik, en het verrot niet lichtelijk. Van dit hout was de tempel van Salomo getimmerd; 1 Kon. 6:9,10.

1Ki 6.9,10
11) zijn emmeren vloeien,

Te weten, uit Isra‰l.

12) in vele wateren zijn;

Dat is, het zal zeer vermenigvuldigen.

13) Agag verheven worden,

Dit is de naam des konings, ja van alle koningen der Amelekieten, welk koninkrijk in deze tijd zeer heerlijk en groot was. Zie 1 Sam. 15:8.

1Sa 15.8

Numbers 24:17-19

26) zal

Anders, ik zie hem, of, het.

27) hem zien,

Dit is een profetie op Christus, den toekomenden Messias, waarvan David een voorbeeld geweest is.

28) nu niet;

Dat is, nog niet.

29) ster voortgaan uit Jakob,

Door de woorden ster en scepter, verstaat Bileam het heerlijke koninkrijk van het volk Gods, hetwelk ten dele wereldlijk in David, maar voornamelijk in het geestelijke koninkrijk onzes HEEREN Jezus Christus vervuld is. Zie Openb. 22:16.

Re 22.16

30) scepter uit Isra‰l opkomen;

Hebreeuws, hoeken, zijden; dat is, de grenzen. Zie de vervulling dezer profetie 2 Sam. 8;2. Doch voornamelijk is dit vervuld door de roeping der heidenen door de apostelen. Sommigen verstaan door de hoeken of palen de vorsten des lands.

31) kinderen van Seth

Dat is, alle andere volken, uit welke de HEERE Christus zijn kerk vergaderen zou; want de nakomelingen van Ka‹n zijn in den zondvloed omgekomen.

32) verstoren.

Eigenlijk, ontwallen, ontmuren.

33) Edom zal een erfelijke bezitting zijn;

Zie de vervulling hiervan 1 Kron. 18:13, en voorts, aangaande het geestelijke, in de roeping der heidenen en demping der vijanden van Gods kerk.

1Ch 18.13

34) Seir

Dit is de naam van het gebergte, waar de Edomieten woonden, Gen. 36:7,8.

Ge 36.7,8

35) zijn vijanden een erfelijke bezitting zijn;

Te weten, de kinderen Isra‰ls.

36) kracht doen.

Anders, macht betonen; dat is, kloekelijk handelen.

37) [een] uit Jakob heersen,

Versta, David en Christus.

38) uit de steden ombrengen.

Hebreeuws, uit de stad; dat is, uit elke stad, of al de steden; te weten, der Edomieten, Num. 24:18.

Nu 24.18

Deuteronomy 4:6-8

2) dat zal uw wijsheid en uw verstand zijn

Dat is, dit zult gij voor de ware wijsheid en kloekheid houden, en daarvan onder de omliggende volken openbare belijdenis doen, waarbij Ik alzo zal werken, dat zij u alleen voor een recht, wijs en kloek volk zullen houden.

3) Dit groot volk alleen

Anders, immers, of, gewisselijk is dit grote volk, enz.

4) nabij zijn als de HEERE,

Dat is Goddelijke genadige tegenwoordigheid alzo bewijzende met allerlei zegeningen en bijzonder met zeer wonderlijke, gerede en krachtige hulp in noden en zwarigheden.

5) zo dikwijls als wij Hem aanroepen?

Hebreeuws, in al ons roepen tot hem; dat is zo dikwijls wij hem aanroepen: of, in alles, waarom wij hem aanroepen.

6) voor uw aangezicht geef?

Anders, u voorstel.

Psalms 45:9

26) zijn mirre

Dat is, rieken zozeer van deze specerijen, alsof zij enkel mirrhe enz. waren. Verg. Spreuk. 7:17.

Pr 7.17

27) elpenbenen

Zie 1 Kon. 10:18.

1Ki 10.18

28) paleizen

Of, tempelen. Versta hierop: wanneer gij daaruit tevoorschijn komt als een bruidegom, of uwe klederen, en de specerijen, die uit elpenbenen paleizen genomen zijn, en waarmede zij u verheugd hebben, dat is, eer aangedaan. Salomo's koninklijke heerlijkheid en woningen worden in de Schriftuur vermeld; den Heere Christus aangaande, die in het hemelse paleis gekomen in het vlees, en heeft vandaar gebracht zijne leer, en vandaar ontvangen zijne zalving. Zie Matth. 3:16; Joh. 3:13,31.

Mt 3.16 Joh 3.13,31

29) vanwaar

Of, boven degenen die u verblijden; te weten, uwe medegenoten, [gelijk boven] genaamd kinderen der bruiloft en des bruidegoms vrienden; Matth. 9:15; Joh. 3:29.

Mt 9.15 Joh 3.29

Psalms 132:13-15

36) Sion verkoren,

Dat is, de stad Jeruzalem, die op den berg Zion gebouwd is. Deze stad heeft de Heere verkoren, dat zijn heilige godsdienst in dezelve zou bevestigd worden.

37) heb ze begeerd.

Te weten, deze zitplaatsen, of woning, te weten, Jeruzalem, of Zion.

38) haar kost

Te weten, van Jeruzalem, dat is, der burgers te Jeruzalem.

39) rijkelijk zegenen,

Hebr. zegenende zegenen; dat is, Ik zal hen rijkelijk verzorgen van alle nooddruft.

Copyright information for DutKant