Genesis 12:3

7) in u

Dat is, in uw zaad, onder Gen. 22:18, en Gen. 26:4, en Gen. 28:14; welk zaad is Christus, Gal. 3:16; die uit Abrahams zaad naar het vlees moest voortkomen, Matth. 1:1, om allen waren gelovigen, wier vader Abraham is, de eeuwige zegening te verwerven en mede te delen; Gal. 3:28,29. Anders, met u, te weten door het geloof in Christus, gelijk Gal. 3:8,9, in u, wordt uitgelegd, met Abraham. Zie ook Rom. 4:11,12,16.

Ge 22.18 26.4 28.14 Ga 3.16 Mt 1.1 Ga 3.28,29,8,9 Ro 4.11,12 Ro 4.16

Genesis 12:7

17) Zo verscheen de HEERE Abram;

Om door een nieuwe openbaring Abram in het geloof te versterken, die het land bewoond zag met Kana„nieten.

18) Toen bouwde hij aldaar een altaar

Te weten, om aldaar offeranden, gebeden en dankzeggingen te doen; en den gehelen uiterlijken godsdienst onder de zijnen tegen de afgoderij der Kana„nieten te oefenen; hetwelk geheten wordt den naam des Heeren aanroepen; zie vs. 8, en boven Gen. 4:26.

Ge 12.8 4.26

Genesis 15:1

1) in een

Een soort der goddelijke openbaring, waardoor den mens, als hij niet slaapt, •f uitwendig van God iets voorkomt, •f in zijn geest opgetrokken wordt, om door denzelven inwendig te zien, of te verstaan hetgeen de Heere hem wil bekendmaken, Num. 12:6,7,8, Num. 24:4; Jes. 1:1; Hand. 10:10,11. Het schijnt dat God in dit gezicht Abram ook uitwendig op zichtbare wijze verschenen is; zie vs. 5 enz.

Nu 12.6,7,8 24.4 Isa 1.1 Ac 10.10,11 Ge 15.5

2) Ik ben

Deze woorden begrijpen de volheid aller gelukzaligheid, die God zijn kinderen in den Messias belooft en geeft, bestaande in de bescherming tegen alle kwaad, en toevoeging van alles goeds, hier aanvankelijk en hierna volmaaktelijk.

Genesis 15:4-5

11) Deze zal

Nam. Eli‰zer de Damaskener.

12) uit uw

Hebr. uit uw ingewand. Zie 2 Sam. 7:12; verg. onder Gen. 35:11, en 2 Kron. 6:9.

2Sa 7.12 Ge 35.11 2Ch 6.9
13) Hij

Te weten, God.

14) hem

Nam. Abram.

15) uit naar

Buiten de tent.

16) Zo zal

Verg. boven Gen. 13:16; 1 Kon. 4:20.

Ge 13.16 1Ki 4.20

Genesis 15:7

20) uit Ur

Zie boven Gen. 11:31.

Ge 11.31

Genesis 17:5-6

9) Abraham:

In dezen naam Abraham is de letter h ingevoegd, zijnde de eerste van het woord, Hamon, dat God hier gebruikt, betekende menigte of veelheid. Dit is de eerste naam, dien God veranderd heeft; en hiervan is het gebruik gekomen, dat men de namen bij de besnijdenis heeft gegeven.

10) tot volken

Zie boven op vs. 4.

Ge 17.4

Genesis 17:8

14) land uwer

Waarin gij als vreemdeling gekomen zijt, gereisd hebt, en nog verkeert en verkeren zult. Zie onder, Gen. 28:4, en Gen. 36:7, en Gen. 37:1. Het woord staat in het getal van velen, om aan te wijzen de gedurigheid en lengte van den tijd, waarin hij daar vreemdeling zou wezen.

Ge 28.4 36.7 37.1

15) eeuwige

Hebr. tot bezitting der eeuwigheid. Zie vs. 7.

Ge 17.7
Copyright information for DutKant