Genesis 17:11

19) vlees

Van de manier der besnijdenis, zie Joz. 5:2,3.

Jos 5.2,3

20) teken

Hier spreekt God van de besnijdenis eigenlijk; want zij was eigenlijk een teken des verbonds, en niet het verbond zelf, gelijk Hij ook aldus spreek van de andere sacramenten als van het pascha, Exod. 13:9: van den heiligen doop, Matth. 3:11; van het heilige avondmaal, 1 Cor. 11:28.

Ex 13.9 Mt 3.11 1Co 11.28

Exodus 12:11

23) Aldus nu zult gij het eten:

Te weten, ditmaal; maar na dezen tijd zijn deze dingen niet onderhouden, zelfs niet door Christus, noch door zijn apostelen. Zie boven, Exod. 12:7.

Ex 12.7

24) uw lenden zullen opgeschort zijn,

Dit betekent vaardigheid in het reizen, of haast in het uitrichten van enige zaak, gelijk 2 Kon. 4:29, en 2 Kon. 9:1; Jer. 1:17; Luk. 12:35,36.

2Ki 4.29 9.1 Jer 1.17 Lu 12.35,36

25) pascha.

Hebreeuws, Pesach. Het betekent een doorgang, voorbijgang, of overspringing, omdat de slaande engel de huizen der Isra‰lieten is voorbijgegaan of voorbijgesprongen, Exod. 12:13,23,27. Het lam wordt hier Pesach, dat is, voorbijgang genoemd, omdat het een teken daarvan was. Zie deze sacramentele wijze van spreken, Gen. 17:10, en de eigenlijke manier van spreken onder, Exod. 12:13, en Exod. 13:9.

Ex 12.13,23,27 Ge 17.10 Ex 12.13 13.9

Matthew 26:17

19) eersten [dag]

Dat is, op dien dag als men des avonds moest beginnen de ongehevelde broden te eten en het Pascha te slachten.

Acts 22:16

17) uw zonden afwassen,

Dat is, tot een teken en verzegeling, dat uwe zonden door het bloed en den Geest van Christus afgewassen zijn; ene wijze van spreken, die van de sacramenten dikwijls gebruikt wordt. Zie Mark. 1:4; Ef. 5:26, hetwelk nader verklaard wordt Matth. 3:11; 1 Petr. 3:21; 1 Joh. 1:7.

Mr 1.4 Eph 5.26 Mt 3.11 1Pe 3.21 1Jo 1.7

Romans 4:11

19) het teken der besnijdenis

Dat is, de besnijdenis tot een teken en zegel, dat is verzegeling en versterking, van dat hij door het geloof gerechtvaardigd was; in welke woorden de natuur en eigenschap van alle sacramenten kortelijk wordt aangewezen, gelijk ook Gen. 17:11; Exod. 12:13; Ezech. 20:12. Namelijk dat zij dienen om het geloof niet eerst te werken, maar te verzegelen en te versterken, en daarom niet blote tekenen, maar ook zegelen zijn.

Ge 17.11 Ex 12.13 Eze 20.12

20) een vader van allen,

Namelijk naar welks voorbeeld of voetstappen God wil dat zowel heidenen als Joden door het geloof gerechtvaardigd zouden worden.

1 Corinthians 10:6

9) tot voorbeelden,

Dat is, tot voorbeelden en waarschuwingen, namelijk dat wij, zo wij dergelijke zonden navolgen, niettegenstaande wij deze heilige tekenen ook zullen deelachtig geweest zijn, delzefde straf, die hun daarom overkomen is, ook niet zullen ontgaan. Zie van dit woord 1 Cor. 10:11; Filipp. 3:17; 1 Tim. 4:12; Tit. 2:7.

1Co 10.11 Php 3.17 1Ti 4.12 Tit 2.7

10) geen lust

Gr. geen begeerders zijn van kwade dingen; namelijk van afgoderij, hoererij en dergelijke, welke hierna verhaald worden.

1 Corinthians 11:24-25

66) Testaments in mijn

Of, verbond, Exod. 24:8. Dat is, een teken en zegel des Nieuwen Testaments of verbonds. Want de beker is het verbond zelf niet, maar een teken en zegel daarvan.

Ex 24.8
Copyright information for DutKant