Genesis 22:11

19) engel des

Versta, den Zoon Gods, blijkende uit het einde van vs. 12 en het ganse vervolg dezer historie. Verg. Gen. 18:1,17,22, en Gen. 19:18,19,21,24.

Ge 22.12 18.1,17,22 19.18,19,21,24

20) Abraham,

De naam wordt verdubbeld, omdat de zaak haast vereiste, dewijl Abraham bezig was om het mes aan de keel te brengen en de snede te geven.

Genesis 48:16

30) engel, die

Dewijl Jakob van dezen engel hetzelfde verzoekt, wat hij, Gen. 48:15, van God bidt, zo kan dit van geen geschapen engel verstaan worden, maar moet verstaan zijn van Gods Zoon. Zie boven, Gen. 22:11.

Ge 48.15 22.11

31) dat in hen

Dat is, dat zij in mijn geslacht gerekend, en mijn en mijner vaderen Abrahams en Izaks kinderen genoemd en daarvoor gehouden worden. Dit is aldus geschied; want zij zijn onder de twaalf stammen Israels gesteld geweest, gelijk Jakobs eigen kinderen; verg. boven, de aantekeningen vs. 6, Gen. 48:6.

Ge 48.6,6

1 Kings 18:15

22) de HEERE

Versta, door de heirscharen, alle schepselen, hemelse en aardse, zienlijke en onzienlijke, redelijke en redeloze, levende en levenloze. De redenen om welke zij heiren genoemd worden, zie Gen. 2:1. Dezer aller opperste Heere is God; niet alleen, omdat Hij hen allen geschapen heeft en nog onderhoudt, zodat zij eigenlijk hem alleen toebehoren, maar ook omdat Hij hen zo regeert, dat zij hem steeds in het uitvoeren van zijn heiligen wil in grote menigte ten dienste staan; en werd deze naam Gode dikwijls toegeschreven gelijk 1 Sam. 1:3, en 1 Sam. 4:4; 2 Sam. 5:10; Ps. 24:10; Jes. 1:9, enz.

Ge 2.1 1Sa 1.3 4.4 2Sa 5.10 Ps 24.10 Isa 1.9

23) voor Wiens

Alzo boven, 1 Kon. 17:1. Zie Deut. 10:8.

1Ki 17.1 De 10.8

24) ik zal voorzeker

Dat is, zo waar is het dat ik heden voor Achab zal verschijnen, als het waarachtig is dat de Heere leeft.

Psalms 24:10

20) heirscharen,

Zie 1 Kon. 18:15. Sommigen verstaan, dat in dezen Psalm, van het Ps. 24:7 af, gesproken wordt alleen van de hemelvaart onzes Heeren Jezus Christus.

1Ki 18.15 Ps 24.7

Isaiah 6:1-3

1) Uzzia

Hebreeuws, Uzziahu.

2) zo zag ik

In een profetisch gezicht. Zie Gen. 15:1.

Ge 15.1

3) den HEERE,

Versta, den Vader, Zoon en Heiligen Geest. Vergelijk Jes. 6:3,8; daarom wordt dit gezicht op den Heere Christus geduid; Joh. 12:40,41, en op den Heiligen Geest; Hand. 28:25,26,27.

Isa 6.3,8 Joh 12.40,41 Ac 28.25,26,27

4) Zijn zomen

Dat is, de zomen zijner klederen, te weten der koninklijke klederen, met welke de Heere bekleed was.

5) De serafs

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk brandende; aldus worden de engelen des Heeren genoemd, omdat zij ijverig zijn, ja in ijver brandende, om het bevel des Heeren uit te richten. Of, omdat zij de goddelozen branden en verteren gelijk een vuur. Of, omdat zij in vurige kleur verschijnen, te weten rood gelijk vuur.

6) stonden

Te weten gelij dienaars, passende op den dienst des Heeren. Vergelijk Dan. 7:10; Openb. 4:6,7.

Da 7.10 Re 4.6,7

7) een iegelijk

Hebreeuws, zes vleugelen, zes vleugelen den enen. Zie de aantekening Gen. 7:2.

Ge 7.2

8) bedekte [ieder]

Tot een teken van eerbiedigheid, die zij God den Heere toedroegen; of omdat zij den glans der heerlijkheid Gods niet kunnen verdragen.

9) vloog hij.

Te weten om het bevel van God spoediglijk uit te richten; want de engelen zijn dienstbare geesten; Ps. 34:8, en Ps. 91:11; Hebr. 1:14.

Ps 34.7 91.11 Heb 1.14
10) de een riep

Hebreeuws, deze riep tot dezen.

11) De ganse aarde

Hebreeuws, de volheid der ganse aarde [is] zijne eer of heerlijkheid; dat is, al de werken des Heeren, die in den gansen aardbodem zijn, geven getuigenis en zijn een bewijs zijner heerlijkheid; Ps. 24:1; Rom. 1:20.

Ps 24.1 Ro 1.20

Isaiah 6:5

16) Toen zeide ik:

Of, daarom; te weten omdat ik die tekenen van den toorn Gods zag, die vaardig was om zijne oordelen te oefenen.

17) ik verga!

Of, het is met mij gedaan. Anders: ik ben verstomd, of ik ben dood; dat is, ik moet straks sterven, te weten omdat ik, die onrein van lippen ben, den Heere gezien heb. Zie de aantekening Gen. 16:13; Exod. 24:11, en Deut. 5:25,26; Richt. 13:22.

Ge 16.13 Ex 24.11 De 5.25,26 Jud 13.22

18) dewijl ik

Dat is, ik ben een arm zondig mens. Door het gebruik der lippen, dat is, de woorden, waarin de mens lichtelijk valt, verstaat hij zijn gehelen zondigen staat. Vergelijk Jes. 6:7, en wijders Jak. 3:2.

Isa 6.7 Jas 3.2

19) dat onrein

Dat is, een volk, dat de afgoden aanbidt, tot leugen genegen is en traag om den waren God te aanbidden, te eren en te danken en hunnen naaste te stichten.

Isaiah 9:7

33) De HEERE

Hier komt de profeet wederom tot de dreigementen tegen de Isra‰lieten; alsof hij zeide: Ziet, dit is de last, dien de Heere bevolen heeft den Joden te verkondigen, want hij verstaat zo door het woord Jakob als door het woord Isra‰l al de Joden. Alhoewel enigen menen dat dit alleen van de tien stammen te verstaan is.

34) een woord

Dat is, zijne dreigementen door zijne profeten verkondigen laten.

35) het is gevallen

Dat is, het zal geschieden en vervuld worden.

Isaiah 25:6

17) de HEERE

Hier spreekt de profeet, alsook Jes. 25:7,10.

Isa 25.7,10

18) dezen berg

Dat is, in de Christelijke kerk, die door den berg Zion wordt afgebeeld.

19) allen volken

Zowel de heidenen als de Joden, die Hij door de predikatie van het heilig Evangelie tot zijne kennis roepen zal.

20) een vetten

Hebreeuws, een maaltijd van vettigheden. Geestelijkerwijze te verstaan, is dit en wat er volgt te zeggen dat God zijne uitverkorenen zijn overgrote genade in Christus zal deelachtig maken, namelijk de eeuwige vreugde en zaligheid, die Hij ons boven in den hemel heeft bereid. Vergelijk hiermede Ps. 22:27,30; Matth. 8:11, en Matth. 22:2. Zie de aantekening Ps. 36:9.

Ps 22.26,29 Mt 8.11 22.2 Ps 36.8

21) reinen

Of, gezuiverden wijn; dat is, waar geen hef in is, of die van den hef gezuiverd is, gelijk straks. Anders: die op den hef ligt.

22) van vet

Dat is, van vette welgemergde beesten.

Copyright information for DutKant