Genesis 4:10

21) Hij zeide:

Te weten, de Heere.

22) des bloeds

Hebr. der bloeden, in het getal van velen meervoud. Zo spreekt de Heilige Schrift van moord en doodslag, omdat daarin veel bloed vergoten wordt.

23) roept van

Hebr. zijn roepende, in het getal van velen of meervoud. Moord is een van de wraakroepende zonden; zie daarvan ook onder Gen. 18:20, Gen. 19:13.

Ge 18.20 19.13

2 Samuel 16:7

17) in zijn vloeken:

Of, als, of terwijl hij hem [David] vloekte.

18) man des bloeds,

Hebreeuws, man der bloeden; dat is, gij moordenaar, gij bloeddorstige, bloedgierige; zie Ps. 5:7.

Ps 5.6

19) Belials man!

Zie Deut. 13:13.

De 13.13

2 Samuel 22:49

69) alles gewelds.

Hebreeuws, der gewelden; te weten, van Saul, die mij met ongelijk en geweld geduriglijk heeft nagetracht, en anderen die met wrevelig opzet tegen mij zijn opgestaan. Zie Ps. 5:7, en Ps. 140:2,5.

Ps 5.6 140.1,4

Psalms 18:48

Psalms 26:9

11) Raap

Hebr. verzamel niet, dat is hier, verzamelende raap niet weg; gelijk men eerst verzamelt hetgeen men daarna op- en wegneemt. De zin is, breng mij niet om met de goddelozen, met wier doen ik toch gene gemeenschap heb, gelijk volgt. Alzo wordt Het Hebr. woord, dat verzamelen betekent, gebruikt voor wegrapen; Gen. 30:23; Jes. 4:1; Jer. 8:13, en Jer. 16:5; en voorts van sterven, omkomen, het leven verliezen. Zie Richt. 18:25; 1 Sam. 15:6; Jes. 57:1; Ezech. 34:29. Verg. ook Ps. 28:3, en Gen. 25:8. Somtijds wordt het ook gebruikt van gunstig opnemen in huis, of onderdak of deksel nemen, innemen, aannemen. Zie Num. 12:14; Joz. 20:4; Richt. 19:15; Ps. 27:10; Jer. 47:6, en verg. Matth. 23:37.

Ge 30.23 Isa 4.1 Jer 8.13 16.5 Jud 18.25 1Sa 15.6 Isa 57.1 Eze 34.29 Ps 28.3 Ge 25.8 Nu 12.14 Jos 20.4 Jud 19.15 Ps 27.10 Jer 47.6 Mt 23.37

12) mannen

Hebr. der bloede, dat is, bloedgierigen, moorddadigen, gelijk Ps. 5:7. Zie aldaar.

Ps 5.6

Psalms 43:1

1) twist

Zie Ps. 35:1.

Ps 35.1

2) man des

Die met list en onrecht, of verkeerdheid, mij vervolgt en zoekt te overvallen; zodanige zijn geweest Saul met zijne raadslieden en Absalom, enz. Verg. Ps. 5:7.

Ps 5.6

Psalms 55:23

48) Werp

David spreekt hier zichzelven en alle gelovigen aan.

49) uwe zorg

Hebr. uwe gave, of uw geven; dat is, in al uwe bekommernissen en zorgen, [gelijk de apostel Petrus dit woord gebruikt, 1 Petr. 5:7], gelijk gij gaarne wildet dat u dit of dat mocht gegeven worden, al denkende op geven, naar den eis van uw gebrek of nood, zo beveel zulks alles uwen hemelsen Vader, die zal u geven wat u zalig is; of uwe gave; al wat Hij [de Heere] u geeft, wat van Hem aankomt; dat is, wat Hij u toeschikt, toezendt, dat werpt gij weder op Hem, vertrouwende dat Hij u zal ontlasten, verlichten en ene uitkomst geven, die tot zijne eer en uwe zaligheid sterkt. Verg. Ps. 22:9. Anders, uw pak, of uwen last; doch deze betekenis wordt in de Heilige Schrift niet gevonden.

1Pe 5.7 Ps 22.8

50) onderhouden;

Of, voeden; gelijk het Hebr. woord elders gebruikt wordt; zie Ruth 4:15.

Ru 4.15

51) Hij zal

Hebr. Hij zal niet toelaten in eeuwigheid de wankeling, den [of des of, voor den] rechtvaardige. Verg. Ps. 15:5.

Ps 15.5

Psalms 59:2

Psalms 140:1

1) voor den opperzangmeester.

Zie Ps. 4:1.

Ps 4.1

2) van den kwaden

Enigen verstaan hier door den kwaden mens Do‰g, anderen Saul. Anderen stellen hier: de kwade mensen; te weten, die David vijandelijk vervolgden, gelijk Ps. 140:3.

Ps 140.2

3) den man alles

Hebr. den man der gewelden. Zie 2 Sam. 22:49.

2Sa 22.49

Psalms 140:4

6) scherpen hun

De natuurkundigen schrijven dat de slangen hare tongen scherpen als zij iemand menen te steken. Verg. Ps. 58:5.

Ps 58.4

7) heet addervergift

Versta hier, zodanige adders, die haar vergif ver uitschieten kunnen.

Copyright information for DutKant