Genesis 47:22

29) der priesters kocht

Versta, zulke personen, die van den godsdienst en de wijsheid der Egyptenaars hun werk hadden, die, daar zij hun onderhoud van den koning ontvingen, hun land niet behoefden te verkopen. Enigen zetten het over ambtlieden, omdat het Hebreeuwse woord [doch zelden] dit betekent. Zie boven, Gen. 41:45.

Ge 41.45

Proverbs 30:8

19) ijdelheid

Versta alle wangeloof, dwaling en valsheid in de leer. Alzo is het woord genomen, Klaagl. 2:14; Ezech. 12:24, en Ezech. 13:6,7; Zach. 10:2.

La 2.14 Eze 12.24 13.6,7 Zec 10.2

20) leugentaal

Versta allerlei valsheid, huichelarij, bedrog, vleiing, uitstrijking, snoodheid en verkeerdheid in het leven; alzo Ps. 4:3, en Ps. 62:5; boven Spreuk. 19:22, en Spreuk. 23:3.

Ps 4.2 62.4 Pr 19.22 23.3

21) verre van mij;

Te weten door de verlichting en heiligmaking van uwen Geest. Dit is het eerste dat hij begeert.

22) armoede

Dit is de tweede begeerte.

23) mijns bescheiden deels;

Zie Job 23:12.

Job 23.12

Proverbs 31:15

37) huis

Dat is, haar huisgezin. Zie Gen. 7:1.

Ge 7.1

38) spijze,

Het Hebreeuws woord tereph betekent wel eigenlijk roof, of kost, die met roven gekregen wordt; gelijk Num. 23:24; Job 24:5; maar het is ook voor anderen kost genomen, gelijk hier en Ps. 111:5; Mal. 3:10; gelijk ook het woord hitriph, boven Spreuk. 30:8, zoveel is als voeden met gewone spijs.

Nu 23.24 Job 24.5 Ps 111.5 Mal 3.10 Pr 30.8

39) bescheiden

Zie Job 23:12.

Job 23.12
Copyright information for DutKant