Genesis 50:3
4) veertig dagen Te weten, opdat door het langdurige balsemen, de kracht van de kostbare kruiden en zalven al de leden des lichaams doortrekken mocht. 5) hem vervuld; Namelijk, aan Jakob. 6) zeventig dagen. Langer dan de Israelieten Aron en Mozes beweenden, hetwelk maar dertig dagen duurde; Num. 20:29; Deut. 34:8. Doch sommigen menen dat onder deze zeventig dagen, de voormelde veertig der balseming mede begrepen moeten worden. In welken zin het bewenen maar dertig dagen geduurd zou hebben. Nu 20.29 De 34.8Genesis 50:10
19) plein van Versta hier een effen, ledige en open plaats, die met doornen bezet, of omtuind was, of omtrent welke een menigte van doornen groeiden. 20) doornbos Datzelfde woord hebben wij Richt. 9:14; Ps. 58:10. Anderen behouden het Hebreeuwse woord ATAD als den eigen naam van deze plaats. Jud 9.14 Ps 58.9 21) aan gene zijde Ten aanzien van de plaats, waar Mozes was, toen hij dit schreef. 22) Jordaan is, Zie boven, Gen. 13:10. Ge 13.10 23) hielden zij Hebr. zo rouwklaagden zij daar een rouwklacht. 24) zeven dagen. Dat is, Jozef verordende den tijd van zeven dagen, om te beschikken al wat tot het rouwdragen en de begrafenis nodig was; zie Pred. 12:13. Ec 12.13Numbers 20:29
39) zag, Dat is, vernam; te weten, uit den mond van Mozes en Eleazar, en ziende dat hij niet wederkwam. Zie dergelijke manier van spreken Gen. 42:1, vergelijk met Hand. 7:12. Ge 42.1 Ac 7.12 40) Aron overleden was, Aron is gestorven in het 123ste jaar zijns ouderdoms, Num. 33:38,39, op den eersten dag der vijfde maand, in het veertigste jaar na den uittocht uit Egypte. Van zijn begrafenis wordt gesproken Deut. 10:6. Nu 33.38,39 De 10.6 41) beweenden zij Aron Dat is, zij droegen een rouw over Aron. 42) dertig dagen, Zolang beweenden zij Mozes ook; Deut. 34:8. De 34.8
Copyright information for
DutKant