Isaiah 11:9

35) Men zal

Jes. 11:9 verklaart de zinnebeeldige uitdrukkingen van Jes. 11:6,7,8. De zin is: Onder de gelovigen, die tot kennis des Heeren komen zullen, zal de een den ander niet beledigen noch beschadigen, onrechtvaardigheid of geweld aandoen; maar zij zullen zich gelijkelijk eens godzaligen, oprechten en eerbaren handels en wandels bevlijtigen. Zie Jes. 65:25.

Isa 11.9,6,7,8 65.25

36) Mijner heiligheid;

Of, mijns heiligdoms; dat is, in de gemeente der gelovigen. Want in den tempel, die op den berg Zion gebouwd was, plachten de gelovigen te vergaderen.

37) de aarde

Dat is, de uitverkoren kinderen Gods op de aarde wonende.

38) gelijk de wateren

Hebreeuws, gelijk de wateren de zee bedekken. Hier betekent de zee zoveel als de grond der zee. En de zin is: Dat de kennis des Heeren overal rijkelijk zal bloeien.

Isaiah 12:3

7) zult water

Dat is, u verheugen, gelijk die doen, die groten dorst hebbende, water vinden om hun dorst te lessen. Versta hier door het water allerlei geestelijke gaven en weldaden, die God zijnen welbeminden geeft, inzonderheid de zaligheid door Jezus Christus. Vergelijk hiermede Matth. 5:6; Joh. 6:54, en Joh. 7:37.

Mt 5.6 Joh 6.54 7.37

8) uit de fonteinen

Dat is, uit de predikatie van het heilige Evangelie, in welke de zaligheid, door Christus verworven, verkondigd wordt.

Isaiah 35:7

16) waar zij gelegen hebben,

Hebreeuws, hunlieder nederligging.

17) zal gras

De zin is: De gemeente der gelovigen zal met den Heiligen Geest bevochtigd worden, hetwelk dezelve zal doen groeien en bloeien, gelijk riet en biezen in vochtige plaatsen wassen. Anders: zal de voorhof des riets en der bieze zijn. De zin is: Het land, hetwelk geen ander nut noch oorbaar had, dan dat het den draken diende om daar te liggen en hunne woonplaats te hebben, zal in een lieflijk veld veranderd worden en het zal zijn als een zaal vol riet en vol biezen.

Isaiah 41:18

47) rivieren

Versta hier door de rivieren, fonteinen, enz. een zeer groten overvloed van geestelijke zegeningen; zie de aantekening Job 20:17. De zin is: Ik zal hen verkwikken door de predikatie van het heilig Evangelie en de kracht des Heiligen Geestes, hen troostende tegen het aanklagen hunner eigen conscientie. Zie Jes. 35:7, en Jes. 44:3; Joh. 4:10, en Joh. 7:37.

Job 20.17 Isa 35.7 44.3 Joh 4.10 7.37

48) tot een waterpoel

Zie de aantekening Ps. 107:35.

Ps 107.35

Isaiah 44:3

6) water gieten

Dat is, den Heiligen Geest, gelijk straks verklaard wordt.

7) de dorstigen,

Die naar de gerechtigheid dorsten; Matth. 5:6.

Mt 5.6

8) stromen

Dit is hetzelfde, dat straks gezegd is.

9) op het droge;

Dat is, op die, welken van nature noch zaligmakende kennis van God hebben noch tot enige goede werken bekwaam zijn.

10) op uw zaad

Dat is, op uwe nakomelingen, zonen en dochters.

11) op uw nakomelingen.

Of, spruiten; zie Job 5:25. Zie ook Jes. 22:24.

Job 5.25 Isa 22.24

Isaiah 55:1

1) O

Het Hebreeuwse woord hol, hetwelk elders zoveel is als wee, is hier een woord van opwekking.

2) alle gij dorstigen!

Gij allen, die naar de gerechtigheid zeer verlangt, gevoelende uwe zonden en ellenden; Ps. 42:3; Matth. 5:6; Joh. 7:37.

Ps 42.2 Mt 5.6 Joh 7.37

3) de wateren,

Dat is, tot mij, of tot de hemelse goederen, die Ik u door het Evangelie aanbied, namelijk vergeving der zonden en de gerechtigheid, die ons omniet en zonder enige onzer verdiensten van God in Christus gegeven worden; idem, de gaven van den Heiligen Geest, en eindelijk het eeuwige leven; waartoe wij door het gebod moeten komen; Joh. 7:37.

Joh 7.37

4) die geen geld hebt,

Hebreeuws, die geen geld heeft; dat is, die in of bij uzelven gene waardigheid noch verdiensten heeft.

5) eet,

Dat is, geniet. Alzo ook Jes. 55:2, eten voor genieten, is zeer algemeen bij de Hebre‰n. Zie de aantekening Job 21:25.

Isa 55.2 Job 21.25

6) komt, koopt zonder geld,

Dat is, ontvangt omniet.

7) wijn en melk!

Wijn en melk betekent hier hetzelfde, dat straks door water is te kennen gegeven; te weten alles wat tot het geestelijke leven van node is.

Jeremiah 31:9

26) geween,

Over hunne zonden. Zie Matth. 3:6; Hand. 2:37, enz.

Mt 3.6 Ac 2.37

27) smekingen

Of, biddingen om genade; te weten tot mij, om vergeving.

28) waterbeken,

Zie Matth. 5:6; Joh. 4:14, enz. en Joh. 7:37, enz., idem Ps. 23:2.

Mt 5.6 Joh 4.14 7.37 Ps 23.2

29) rechten weg,

De zaligmakende leer van het Evangelie.

30) stoten;

Vergelijk Joh. 8:12, en Joh. 12:35.

Joh 8.12 12.35

31) eerstgeborene.

Zie Exod. 4:22.

Ex 4.22

Joel 2:28

94) zal het geschieden,

In de laatste dagen, na de komst en verschijning van den Messias in het vlees; zie Hand. 2:17.

Ac 2.17

95) Geest

Dat is, de gaven van mijn Heiligen Geest; verg. Ps. 68:19; Ef. 4:8.

Ps 68.18 Eph 4.8

96) uitgieten

Met veel groter overvloed en meerdere verscheidenheid van gaven dan v¢¢r de komst van den Heere Christus en zijne hemelvaart geschied was. Zie Joh. 7:39; Hand. 2:33.

Joh 7.39 Ac 2.33

97) alle vlees,

Dat is, allerlei vlees, mensen van allerlei stand of rang, gelijk in het volgende verklaard wordt, idem van allerlei nati‰n. Verg. Ps. 65:3, met de aantekening aldaar.

Ps 65.2

98) profeteren;

Dat is, zij zullen de verborgenheden van het heilige Evangelie door de werking en openbaring van den Heiligen Geest verstaan en verklaren. Zie Hos. 12:11 met de aantekening. Deze manieren van spreken zijn genomen van den staat van het Oude Testament, alwaar God zich aan de pofeten openbaarde door dromen en gezichten; zie Num. 12:6.

Ho 12.10 Nu 12.6

Joel 3:18

45) bergen

Door deze en de volgende lieflijke en figuurlijke redenen wordt afgebeeld de zeer gelukzalige stand der kerk onder het koninkrijk van Christus, inzonderheid der triomferende kerk in het koninkrijk der heerlijkheid, wanneer God zijn genadewerk, in dit leven aangevangen, volkomenlijk zal voltrekken, en alles in allen zijn. Verg. Amos 9:13.

Am 9.13

46) fontein uit het huis des HEEREN uitgaan,

Zie Jes. 49:10; Ezech. 47:1, enz.; Zach. 14:8, met de aantekening, idem Openb. 22:1.

Isa 49.10 Eze 47.1 Zec 14.8 Re 22.1

47) Sittim bewateren.

Gelegen aan de oostzijde van de Jordaan, in de vlakke velden der Moabieten, tegenover Jericho, nabij de Zoutzee, of Dode zee, [zie Gen. 14:3], welker wateren dodelijk waren, en volgens dien de aanliggende omstreken droog en onvruchtbaar. Verg. Ezech. 47:1,2,3, alwaar gezegd wordt dat de wateren uit des Heeren huis mede liepen oostwaarts; en zie van de plaats Sittim, [Hebr.] Schittim Num. 22:1, verg. met Num. 25:1, en Num. 33:49; Joz. 2:1; Micha 6:5. Anders: het dal der uitgelezen cederen; dat is, der kerk. Verg. Ps. 92:13,14, en zie Exod. 25:5; Jes. 41:19.

Ge 14.3 Eze 47.1,2,3 Nu 22.1 25.1 33.49 Jos 2.1 Mic 6.5 Ps 92.12,13 Ex 25.5 Isa 41.19
Copyright information for DutKant