Isaiah 20:3-6

11) wandelt,

Of, gewandeld heeft. Sommigen nemen dit als een profetisch gezicht, anderen dat het inderdaad alzo geschied is.

12) drie jaren,

Dat is, om aan te wijzen hetgeen over of na drie jaren Egypte en Morenland zal overkomen; of om aan te wijzen dat de ellende, die Egypte en Morenland zal treffen, drie jaren duren zal.

13) [tot] een teken

Anders: een teken en wonder is over, enz.

14) de koning van Assyrie

Te weten Sargon, of Sanherib.

15) voortdrijven

Of, wegleiden, of wegvoeren, of heendrijven, of leiden; te weten als een hoop beesten, gelijk het Hebreeuwse woord gebruikt wordt Gen. 31:18; Exod. 3:1; 1 Sam. 30:20 en elders meer.

Ge 31.18 Ex 3.1 1Sa 30.20

16) de gevangenen

Hebreeuws, de gevangenis. Zie Num. 31:12. En versta hier de gevangen Egyptenaars, die van de slachting zouden overblijven.

Nu 31.12

17) de Moren,

Hebreeuws, de wegvoering der Moren; dat is, een grote menigte der Moren, die gevankelijk naar Assyri‰ toe zullen gevoerd worden. Hetwelk enigen verstaan van die Moren, die onder het beleid van Thirhaka tegen de Assyri‰rs ten strijde uitgetrokken waren.

18) den Egyptenaren

Of, tot versmaadheid van Egypte; versta hierbij, en van Morenland.

19) zij zullen

Te weten de Filistijnen en ook de Joden, die vastelijk hoopten dat de Egyptenaars Sanherib zouden verdrijven. Zie 2 Kon. 18:21.

2Ki 18.21

20) van de Moren,

Dat is, vanwege de Moren.

21) op dewelke zij zagen,

Hebreeuws, hunne aanschouwing; dit is toevoorzicht; dat is, van welken zij hulp verwachtten en op welken zij zich verlieten.

22) hun roem.

Dat is, op wier hulp zij roemden en pochten.

23) van dit eiland

Dat is, van dit land; te weten der Filistijnen en der Joden. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk en gemeenlijk een eiland, maar het kan hier in zijn eigen betekenis niet genomen worden van alle andere nati‰n, tenzij te dezen aanzien, dat de Joden en Filistijnen afgezonderd waren van alle andere nati‰n gelijk de eilanden van alle andere landen, door de zee, of rivieren afgezonderd worden. Of, de profeet noemt het land der Filistijnen en der Isra‰lieten een eiland, omdat zij van hunne vijanden rondom omsingeld waren, gelijk een eiland rondom in het water ligt en daarvan omsingeld is. Zie wijders Gen. 10:5, en Ps. 72:10.

Ge 10.5 Ps 72.10

24) op welken

Hebreeuws, onze aanschouwing, enz.; zie Jes. 20:5. Dat is, op welken wij onze ogen geslagen hadden.

Isa 20.5

25) van het aangezicht

Of, van den koning van Assyri‰.

Isaiah 43:3

8) de Heilige Isra‰ls,

Dat is, die heilige God, dien de Isra‰lieten, als hun God, heiliglijk behoorden te eren en te dienen.

9) Egypte,

De zin is: Ik heb u verschoond, en Ik heb de Moren gelijk de Egyptenaars [als tot uw losgeld] overgegeven en laten onderdrukken; zie boven Jes. 20:4,5.

Isa 20.4,5

10) Seba

Dat is, de Sabe‰rs, die van Seba afkomstig zijn; zie Gen. 10:7.

Ge 10.7

11) [tot] uw losgeld

Of, tot uw rantsoen; zie Spreuk. 21:18.

Pr 21.18

12) in uw plaats.

Of, voor u; zie Spreuk. 11:8, en de aantekening aldaar.

Pr 11.8

Ezekiel 30:4-5

4) smart zijn

Van allerlei jammer zal hun zo bang worden als een barende vrouw. Alzo Ezech. 30:9.

Eze 30.9

5) Morenland,

Gelijk boven Ezech. 29:10, en onder Ezech. 30:5,9. Hebreeuws, Cusch.

Eze 29.10 30.5,9

6) zullen vallen in Egypte;

Hebreeuws, de verslagene zal, enz.

7) zij zullen

De Chalde‰n.

8) zijn menigte wegnemen,

Versta, den overvloed, of de menigte van Egypte; gelijk boven Ezech. 29:19, en onder Ezech. 30:10.

Eze 29.19 30.10
9) Put, en Lud,

Gelijk boven Ezech. 27:10; dat is, de Moren, Pute‰rs en Lydi‰rs.

Eze 27.10

10) gemengde hoop,

Zie Jer. 25:20.

Jer 25.20

11) Cub,

Dit wordt gehouden voor een omstreek in Lybi‰, nabij Egypte gelegen.

12) kinderen van het land des verbonds

Dat is, de andere bondgenoten der Egyptenaars, of een zeker nabijgelegen volk, dat in nauwe verbintenis en gemeenschap stond met Egypte. Sommigen verstaan de Joden, [als bewoond hebbende het land Kana„n dat hun door Gods verbond gegeven was] die in Egypte mede gediend mogen hebben in den oorlog tegen zijnen vijand, zie Jer. 43:7, en Jer. 44:27, en vergelijk de manier van spreken, kinderen des lands, met Job 1:3, en boven Ezech. 16:28, en zie de aantekening aldaar.

Jer 43.7 44.27 Job 1.3 Eze 16.28

13) hen vallen door het zwaard.

De Egyptenaars.

Ezekiel 38:5

11) Perzen, Moren en Puteers met hen,

Gelijk boven Ezech. 27:10.

Eze 27.10

Nahum 3:9-10

27) er was geen einde;

Dat is, hare bondgenoten en helpers waren ontelbaar.

28) Put en Liby‰

Dat is, Afrika, of, Mauritani‰. Zie Jer. 46:9.

Jer 46.9

29) waren tot uw hulp.

De zin is: A; die volken hielpen u, o stad No, maar evenwel konden zij u niet redden of verlossen uit de hand van den koning Nebukadnezar.

30) zij gevankelijk gegaan in de gevangenis;

Dat is, hare inwoners zijn gevangkelijk weggevoerd; dat is, zij zullen gevankelijk weggevoerd worden, alzo doorgaans. Dit schijnt geschied te zijn ten tijde als Nebukadnezar Egypte heeft overheerd; zie Jer. 46.

31) op het hoofd van alle straten

Dat is, op de hoeken aller straten.

32) verpletterd geworden;

Zie voorbeelden van dergelijke wreedheid, 2 Kon. 8:12; Ps. 137:9; Jes. 13:16; Hos. 14:1.

2Ki 8.12 Ps 137.9 Isa 13.16 Ho 13.16

33) ge‰erden hebben zij

Of, voortreffelijke, aan zienlijke lieden, of, eerwaardige, eerzamen.

34) het lot geworpen,

Te weten, als men hen als gevangenen onder de krijgslieden uitdeelde.

35) in boeien gebonden geworden.

Of, aan ketens, of, aan ijzeren banden.

Copyright information for DutKant