Isaiah 25

1) Gij zijt mijn God,

Dat is een lofzang van het volk Gods, te weten van de gemeente der gelovigen in het Nieuwe Testament.

2) wonder gedaan;

Of, wonderlijke dingen.

3) van verre

Dat is, vanouds af.

4) vastigheid.

Of, trouw.

5) Want Gij hebt

Duidelijkheidshalve zijn de woorden van Jes. 25:2 in een weinig andere orde gesteld dan zij in het Hebreeuws staan.

Isa 25.2

6) stad

Te weten Babylon, en voorts alle andere vijandelijke steden en volken, inzonderheid Rome.

7) gemaakt;

Hebreeuws, gesteld tot een steenhoop.

8) een machtig volk

Versta, dat volk, dat zich tot U bekeren zal, dat U uit zulke verschrikkelijke straffen zal leren vrezen en eren.

9) der tirannische volken

Of, schrikkelijke, geweldige, gruwelijke heidenen.

10) den arme

Of, een sterkte der armen.

11) voor de vloed,

Of, voor de overvloeiende wateren; gelijk Jes. 4:6.

Isa 4.6

12) want

Of, toen het blazen der tirannen was als, enz.

13) het blazen

Hebreeuws, de wind, [of, als sommigen, geest, dat is, toorn] der tirannen, of der gruwzamen, of schrikkelijken.

14) Gelijk de hitte

De zin is: Gelijk de hitte in een dorre plaats door den regen spoedig gedempt wordt, alzo heeft God door de wolk zijner genadige hulp, door welke Hij zijne kerk heeft willen verkwikken, de onstuimigheid der vreemdelingen, dat is der ongelovigen en der vijanden zijner kerk, gedempt.

15) hitte door de schaduw

Zie boven Jes. 4:6.

Isa 4.6

16) gezang

Dat is, de vreugde, blijdschap en triomf, dat zij over de godzaligen plachten te bedrijven.

17) de HEERE

Hier spreekt de profeet, alsook Jes. 25:7,10.

Isa 25.7,10

18) dezen berg

Dat is, in de Christelijke kerk, die door den berg Zion wordt afgebeeld.

19) allen volken

Zowel de heidenen als de Joden, die Hij door de predikatie van het heilig Evangelie tot zijne kennis roepen zal.

20) een vetten

Hebreeuws, een maaltijd van vettigheden. Geestelijkerwijze te verstaan, is dit en wat er volgt te zeggen dat God zijne uitverkorenen zijn overgrote genade in Christus zal deelachtig maken, namelijk de eeuwige vreugde en zaligheid, die Hij ons boven in den hemel heeft bereid. Vergelijk hiermede Ps. 22:27,30; Matth. 8:11, en Matth. 22:2. Zie de aantekening Ps. 36:9.

Ps 22.26,29 Mt 8.11 22.2 Ps 36.8

21) reinen

Of, gezuiverden wijn; dat is, waar geen hef in is, of die van den hef gezuiverd is, gelijk straks. Anders: die op den hef ligt.

22) van vet

Dat is, van vette welgemergde beesten.

23) verslinden

Dat is, teniet doen.

24) het bewindsel

Hebreeuws, het aangezicht des bewindsels, of deksels, bewonden, of gedekt, over, enz. en zo in het volgende; en versta, de blindheid en onwetendheid in goddelijke en hemelse zaken, waar alle heidenen in staken v¢¢r de verkondiging van het heilige Evangelie. Zie 2 Cor. 3:16.

2Co 3.16

25) en het deksel,

Dat is, waarmede alle nati‰n of aller heidenen ogen des verstands bedekt en als verblind zijn, aangaande goddelijke zaken. Hetgeen straks tevoren gezegd is, wordt met andere woorden wederhaald.

26) verslinden

Dat is, hunne macht benemen, alzo dat zij over zijne uitverkorenen te heersen gene macht hebben, en hen van zijne liefde niet scheiden kunnen.

27) tot overwinning,

Alzo heeft de apostel deze woorden genomen 1 Cor. 15:54. Anders, in eeuwigheid, of eeuwiglijk. Zie van het Hebreeuwse woord Ps. 4:1, en Ps. 13:2.

1Co 15.54 Ps 4.1 13.1

28) alle aangezichten

Te weten van de aangezichten zijns volks; zie Openb. 7:17, en Openb. 21:4.

Re 7.17 21.4

29) van de ganse aarde

Dat is, in alle landen.

30) Deze

Te weten Jezus Christus.

31) zalig maken.

Of, verlossen, behoeden. Dit woord en het laatste van Jes. 25:9 komen beide van den Hebreeuwsen wortel, of van het oorspronkelijke woord, waar het woord Jezus van komt.

Isa 25.9

32) in Zijn zaligheid.

Dat is, in de zaligheid, die Hij ons teweegbrengt. Anders: in zijne zaligmaking.

33) de hand

Dat is, de macht. De zin is: God zal steeds zijne kerk beschutten en beschermen, want door den berg Zion wordt hier de kerk Gods verstaan.

34) Moab

Dat is, alle vijanden en vervolgers van het volk Gods.

35) onder Hem

Te weten onder den Heere, die hem vertreden en verdelgen zal.

36) tot mest.

Versta hierdoor het allergeringste stro, hetwelk nergens anders toe deugt dan om mest daarvan te maken. Anders: vertreden wordt op den mesthoop. Anders: te Madmenah. Daar zijn twee steden van dien naam geweest, de ene in Juda, 1 Kron. 2:49, de andere in het land der Moabieten; Jer. 48:2. Het schijnt dat daar overvloedig veel koren gewassen heeft; Jes. 10:31.

1Ch 2.49 Jer 48.2 Isa 10.31
37) Hij zal

Te weten de Heere.

38) Zijn handen

Dat is, Hij zal met ganse macht zijne vijanden aantasten en verdelgen, gelijk een zwemmer zijn beide handen uitstrekt en kloekelijk voort te zwemmen.

39) hunnen hoogmoed

Te weten, der Moabieten.

40) met de lagen

De zin is: Moab is hovaardig van hart en in zijne handen is bedrog, weshalve hij zich grote dingen inbeeldt; maar God zal ze beide te schande maken, zo de hovaardij zijns harten als de lagen zijner handen. Zodat met hier betekent zoveel als mitsgaders. Anders: met zijn loerende handen, alsof hij zeide: Met zijne handen, die daarop loeren om de vromen te verscheuren, gelijk de leeuw op een prooi loert.

41) de hoge vesten

Dat is, de vastigheden uwer hogere muren.

42) uwer muren

Te weten van Moab, dat is, van de vijanden van Gods kerk.

43) Hij zal ze

Te weten de Heere.

44) ter aarde

Dat is, Hij zal hen ten gronde werpen tot in het stof.

Copyright information for DutKant