Isaiah 51:20

78) Uw kinderen

O Jeruzalem; dat is, uwe inwoners, of uwe burgers.

79) zijn in bezwijming

Dewijl zij van hunne vijanden zijn terneder geslagen.

80) vooraan

Hebreeuws, aan het hoofd aller straten; dat is aan den ingang aller straten.

81) een wilde os

Of, buffel.

82) in het net;

Hebreeuws, van het net, of des striks; dat is, die in het net verstrikt is, en die derhalve zichzelven niet helpen noch redden kan.

83) van de grimmigheid

Der straf, die van de grimmigheid des Heeren komt. Dit is de oorzaak van hunne benauwdheid.

84) de schelding

Dat is, der straf, gelijk boven Jes. 50:2.

Isa 50.2

Lamentations 4:1

1) Hoe

Dit is ene vraag met droefenis en verwondering, gelijk Klaagl. 1:1.

La 1.1

2) het goud

Die heerlijke tempel, blinkende van goud, waarmede hij versierd en ten dele overdekt en overtrokken was van binnen. Zie 1 Kon. 6:20,21, enz.; 2 Kron. 3:4,5,6.

1Ki 6.20,21 2Ch 3.4,5,6

3) [zo] verdonkerd,

Doordien de Chalde‰n den tempel afbrekende, alles bestoven en verduisterd is geworden. Hebreeuws, bedekt.

4) de stenen des heiligdoms

Of, de stenen der heiligheid; dat is, die aan het gebouw des tempels geweest zijn, die aardig en kunstiglijk gehouwen en gepolijst waren, 1 Kon. 5:17,18, en 1 Kon. 6:7. Vergelijk hiermede de stenen van de tweeden tempel; Matth. 24:2; Luk. 19:44.

1Ki 5.17,18 6.7 Mt 24.2 Lu 19.44

5) vooraan op alle straten

Dat is, aan de einden en hoeken der straten verstrooid, als van gene waarde zijnde; vergelijk boven Klaagl. 2:11,12,19, en Ps. 79.

La 2.11,12,19

6) verworpen!

Hebreeuws, uitgestort.

Copyright information for DutKant