Jeremiah 2:8

17) die de wet

Als priesters, Levieten, schriftgeleerden, die de wet Gods, of de Heilige Schrift, het volk zouden leren en verklaren; zie Mal. 2:6,7; Ezra 7:6; Neh. 8:1,3,7,8, enz.

Mal 2.6,7 Ezr 7.6 Ne 7.73 8.2,6,7

18) kenden

Anders: vielen van mij af. Zie 1 Kon. 8:50, en 1 Kon. 12:19.

1Ki 8.50 12.19

19) door Baal,

Dat is, in Ba„ls naam. Zie Richt. 2:11.

Jud 2.11

20) geen nut doen.

Dat is, de afgoden en menselijke inzettingen, alzo Jer. 2:11, die boven Jer. 2:5 ijdelheid genoemd worden, en onder eigen gehouwen bakken, die geen water houden, Jer. 2:13.

Jer 2.11,5,13

Jeremiah 5:31

60) profeten

Te weten de valse profeten.

61) valselijk,

Hebreeuws, in, of met valsheid, of leugen.

62) hun handen;

Dat is, door behulp en dienst der valse profeten; de een helpt en stijft den ander; of zij heersen aan hunne zijden. Anders: nemen in hunne handen; te weten geschenken.

63) heeft het gaarne

Hebreeuws, heeft het zo lief, bemint het zo.

64) einde

Hebreeuws, in het achterste, laatste, of uiterste van dien, of van haar, te weten van Jeruzalem, of van het land; dat is, hoe zult gij ten laatste hier over varen, als Ik zulks, of Jeruzalem, of het land zal tehuis zoeken? vergelijk Deut. 32:20. Anders: wat zoudt gij ten laatste wel doen? welke grove gruwelen zoudt gij ten laatste niet bedrijven?

De 32.20

Jeremiah 14:14

35) vals gezicht,

Hebreeuws, gezicht der valsheid, of der leugen.

36) waarzegging,

Zie Deut. 18:10; Ezech. 13:2,3,7,8,9, met de aantekening.

De 18.10 Eze 13.2,3,7,8,9

37) nietigheid,

Van het Hebreeuwse woord elil, dat een nietig ding, of nietigheid betekent, worden de afgoden ook genoemd elilim. Zie Lev. 19:4.

Le 19.4

Jeremiah 23:16

44) ijdel;

Met valse en ijdele beloften bedriegen zij u, zodat gij bedrogen zult uitkomen als gij u daarop verlaat. Vergelijk Ps. 62:11.

Ps 62.10

45) huns harten,

Dat zij zelf versierd en niet van mij ontvangen hebben. Vergelijk Ezech. 13:2.

Eze 13.2

Jeremiah 27:10

21) valsheid,

Of, ene leugen; alzo Jer. 27:14,16.

Jer 27.14,16

22) om u verre uit uw land te brengen,

Zie onder Jer. 27:15.

Jer 27.15

Jeremiah 29:8-9

12) bedriegen,

Ulieden wijsmakende dat gij binnen twee jaren zult verlost worden.

13) dromers,

Hebreeuws, dromen. Zie boven Jer. 27:9.

Jer 27.9

14) doet dromen.

Dien gij door uwe ijdelheid en lichtgelovigheid gelegenheid en oorzaak geeft, om u met valse dromen te verleiden.

15) valselijk in Mijn Naam;

Hebreeuws, in, of met valsheid.

Ezekiel 13:2

1) profeten Isra‰ls,

Te weten die daar in Chaldea waren onder de weggevoerde Joden, die hen wilden wijsmaken dat zij in hun vaderland haast zouden wederkeren; zie van dezen ook Jer. 29:8. Zij hadden ook hunne metgezellen in Jeruzalem; Jer. 23:16,17.

Jer 29.8 23.16,17

2) die profeteren,

Dat is, die het profetisch ambt, doch valselijk, zich aantrekken.

3) uit hun hart profeteren:

Hebreeuws, de profeten uit hun hart, dat is, die profeteren hetgeen uit hun eigen goeddunken, oordeel en drijving voortkomt, en niet van God. Zulke profeten worden gezegd valse gezichten en de bedriegerij van hun hart te profeteren, Jer. 14:14, van de gezichten van hun hart te spreken, Jer. 23:16; profeten te zijn van de bedriegerij van hun hart, Jer. 23:26; hunnen geest na te wandelen; hier in Ezech. 13:3. Zie het tegendeel Num. 16:28, en de aantekening aldaar.

Jer 14.14 23.16,26 Eze 13.3 Nu 16.28
Copyright information for DutKant