Jeremiah 25:14

23) van hen zullen zich doen dienen,

Hebreeuws, hebben zich gediend; dat is, zullen zich zekerlijk van hen laten dienen, gebruikende hen als slaven. De zin is: Gelijk de Chalde‰n of Babyloni‰rs andere grote volken en koningen tenonder gebracht en tot dienstbaarheid gedwongen hebben, alzo zal hun wederom van al zulke volken en koningen geschieden, die alzo wel machtig en groot zijn als zij; te weten de Perzen en Meden. Zie dezelfde manier van spreken boven Jer. 22:13, en onder Jer. 27:7, en Jer. 30:8; Ezech. 34:27, enz.

Jer 22.13 27.7 30.8 Eze 34.27

Jeremiah 27:7

12) zoon, en zijns zoons

Evilmerodach, van wien zie 2 Kon. 25:27, en onder Jer. 52:31.

2Ki 25.27 Jer 52.31

13) zoon dienen,

Belsazar. Zie Dan. 5.

14) zijns eigenen lands kome;

Of, de rechte tijd van zijn land. Hebreeuws, de tijd van zijn land, ook, of zelfs, of ja zijns, te weten, lands; of ook dien, te weten, tijd van zijn land, dat zijn land onder het geweld van anderen door Gods regering zal gebracht worden, en de Babylonische monarchie een einde nemen. Vergelijk Dan. 5:26.

Da 5.26

15) doen dienen.

Of, hem dwingen te dienen. Zie boven Jer. 25:14.

Jer 25.14

Jeremiah 30:8

9) zijn juk

Van den koning van Babel; zie boven Jer. 27.

10) van uw hals verbreken,

Vergelijk boven Jer. 28:11.

Jer 28.11

11) zich niet meer

Of, dwingen te dienen; zie boven Jer. 25:14.

Jer 25.14

12) hem doen dienen.

Namelijk Jakob.

Jeremiah 34:9

14) doen dienen.

Zie boven Jer. 22:13.

Jer 22.13
Copyright information for DutKant