Jeremiah 30:21

45) zijn

Van Jakob, gelijk in het voorgaande.

46) Heerlijke

De Messias, onze Zaligmaker Jezus Christus [van het Hebreeuwse woord, zie Ps. 8:2], die in het volgende zijn Heerser genoemd wordt; gelijk Micha 5:1.

Ps 8.1 Mic 5.2

47) uit hem zijn,

Naar het vlees uit Jakob voortkomen, gelijk volgt.

48) doen naderen,

Dat is, Ik zal hem zalven en daartoe beroepen, dat Hij hogepriester en middelaar zij tussen mij en mijn volk.

49) wie is hij,

Te weten anders dan de Messias, Jezus Christus, die mijn Zoon is, alleen daartoe bekwaam, van mij geroepen, en zich tot borg gewilliglijk aanbiedende, om mijn volk met mij te verzoenen en voor hen als advocaat bij mij te verschijnen. Vergelijk Ps. 40:7,8,9, en Ps. 110:4; Hebr. 4:15, en Hebr. 5:4,5,6, enz., en Hebr. 7:22,25, en Hebr. 9:14,15,24, enz.

Ps 40.6,7,8 110.4 Heb 4.15 5.4,5,6 7.22,25 9.14,15,24

50) met zijn hart borg worde,

Of, zijn hart borg stelle, verborge, verpande, verplichte, verzekere; dat is, wie zou zo stout durven zijn, dat hij zich zou stellen als middelaar tussen mij en den zondigen mens, als de Messias, van wien in het voorgaande gesproken wordt? Alzo wordt het Hebreeuwse woord ook gebruikt Gen. 43:9, en Gen. 44:32; Neh. 5:3; Spreuk. 20:16, en Spreuk. 27:13,e nz.

Ge 43.9 44.32 Ne 5.3 Pr 20.16 27.13

Jeremiah 35:4

5) man Gods;

Dat is, profeten. Zie Deut. 33:1, en Richt. 13:6. Deze omstandigheden dienden om aan de zaak te meer aanzien en geloof te maken bij de hardnekkige Joden.

De 33.1 Jud 13.6

6) welke is

Te weten kamer.

7) oversten kamer,

Of, prinsen, dat is, regeerders; versta des tempels, of des heiligdoms [zie Jes. 43:28], als daar waren de hoofden der priesters en Levieten, en voornamelijk de hogepriester en de naasten aan hem. Zulke Hebreeuwse woorden worden gebruikt van kerkelijke en politieke diensten. Vergelijk boven Jer. 20:1 en Jer. 29:26; idem Gen. 41:45; Num. 3:32; 1 Cor. 12:28, enz.

Isa 43.28 Jer 20.1 29.26 Ge 41.45 Nu 3.32 1Co 12.28

Ezekiel 34:22-23

29) knecht David;

Den Messias, onzen Heere Jezus Christus, Davids Zoon naar het vlees, en des Vaders knecht naar zijn Middelaarsambt. Zie Jes. 42:1, en wijders 2 Sam. 22:51; Jer. 23:5, en Jer. 30:9, en vergelijk Jes. 40:11, onder Ezech. 37:24; Joh. 10:11, enz.; Hebr. 13:20; 1 Petr. 2:25, en 1 Petr. 5:4.

Isa 42.1 2Sa 22.51 Jer 23.5 30.9 Isa 40.11 Eze 37.24 Joh 10.11 Heb 13.20 1Pe 2.25 5.4

Matthew 3:17

23) En zie, ene stem uit de hemelen,

Hier is een klaar getuigenis van de drie onderscheidene personen in het enig goddelijk wezen; de Vader, die spreekt uit den hemel, de Zoon, van wien Hij spreekt, en de Heilige Geest, die nederdaalt.

Matthew 11:27

35) openbaren.

Namelijk door zijn Woord en Geest; 1 Cor. 2:11,12.

1Co 2.11,12

John 1:18

48) gezien; de

Dat is, gekend; namelijk met een volkomen en naakte kennis Zijns wezens en willens.

49) in den schoot

Dat is, die eenswezens met den Vader is, van Hem geliefd, en wien derhalve al de geheime wijsheid des Vaders bekend is.

50) [Hem ons] verklaard.

Of, het ons.

51) verklaard.

Dat is, klaar en volkomen geopenbaard de zaligmakende kennis Gods en Zijns raads, zoveel als ons van God te weten ter zaligheid nodig is.

John 3:13

23) opgevaren in den

Grieks opgeklommen; dat is, met zijn verstand doorgedrongen tot volmaakte kennis der hemelse zaken, aangaande den raad Gods van de zaligheid der mensen, om die den mensen te openbaren; Rom. 10:6.

Ro 10.6

24) nedergekomen is,

Namelijk toen Hij de menselijke natuur heeft aangenomen, en van den Vader tot een Middelaar in de wereld gezonden is.

25) Die in de hemel is.

Namelijk ten aanzien van Zijn Goddelijke natuur, naar welke Hij hemel en aarde vervult; Col. 1:17; Hebr. 1:3.

Col 1.17 Heb 1.3
Copyright information for DutKant