Jeremiah 31:33

109) zal Mijn wet

Hebreeuws, Ik heb gegeven; dat is, Ik zal het zekerlijk doen; gelijk het volgende verklaart.

110) binnenste geven,

Dat is, hart, gelijk in het volgende verklaard wordt. Vergelijk onder Jer. 32:40, met de aantekening.

Jer 32.40

111) hart schrijven;

Vergelijk onder Jer. 32:39,40; Ezech. 36:25,26,27, en 2 Cor. 3:3.

Jer 32.39,40 Eze 36.25,26,27 2Co 3.3

112) God zijn,

Gelijk boven Jer. 31:1.

Jer 31.1

Romans 8:30

81) geroepen;

Namelijk tot het geloof en de gehoorzaamheid des geloofs door een krachtige roeping, Rom. 8:28.

Ro 8.28

82) gerechtvaardigd; en die

Namelijk voor hem, door het geloof; gelijk dit woord in dezen gehelen brief in deze stof wordt genomen, en het oogmerk des apostels medebrengt. Want deze rechtvaardigmaking is de naaste trap tot de verheerlijking.

83) verheerlijkt.

Namelijk hier, in de beginselen door de heiligmaking en aanneming tot kinderen, en hiernamaals, door de volle bezitting van deze heerlijkheid, Rom. 8:17,21; 2 Cor. 3:18.

Ro 8.17,21 2Co 3.18

1 Peter 1:5

17) in de kracht Gods

Of door.

18) bewaard wordt door

Het Griekse woord betekent een bewaring, die door uitgezette wachten geschiedt. Zo is dan de kracht Gods gelijk een wacht en sterkte, waarmede wij tegen onze geestelijke vijanden rondom bezet zijn. Zie Ps. 34:7,8, en Ps. 91:1,2; Joh. 10:28,29.

Ps 34.6,7 91.1,2 Joh 10.28,29

19) geopenbaard te

Dat is, u in het openbaar gegeven en medegedeeld. Zie 1 Joh. 3:2.

1Jo 3.2

20) in den laatsten tijd.

Dat is, in den uitersten dag, als Hij zal komen om te oordelen de levenden en de doden.

1 Peter 1:9

32) het einde uws

Of het loon van uw geloof; alzo genoemd, omdat dat op het einde van den arbeid ons uit genade zal worden gegeven. Zie hiervan in de gelijkenis Matth. 20:1, enz.

Mt 20.1

33) der zielen.

Hoewel deze zaligheid, die wij door Christus verwerven, den gehelen mens toekomt, zo wordt zij nochtans der zielen genoemd, omdat in dit leven en na dit leven deze zaligheid in de ziel begint, die na de opstanding der doden ook het lichaam zal gemeen gemaakt worden; Filipp. 3:20,21.

Php 3.20,21

1 John 2:19-20

66) Zij zijn

Namelijk deze antichristen en valse leraars.

67) uit ons

Namelijk christenen of christelijke vergaderingen.

68) uitgegaan, maar

Dat is, voortgekomen, opgestaan en hebben zich van ons afgezonderd.

69) uit ons niet;

Dat is, uit de ware en oprechte christenen, noch uit de oprechte en gezonde leraars.

70) met ons

Namelijk, oprechte christenen en leraars.

71) gebleven zijn;

Namelijk in de enigheid van het geloof en bij de waarheid.

72) allen uit ons zijn.

Namelijk die zich christenen noemen, en hun leer met Christus' naam bekleden; zie Matth. 7:21.

Mt 7.21
73) Doch gij hebt

Grieks en. De apostel wijst den gelovigen nu aan het rechte middel om de verleidingen der antichristenen te ontkomen, namelijk dat zij vast blijven bij de leer, die zij door de verlichting van den Heiligen Geest eens hebben geleerd en aangenomen.

74) de zalving

Of de zalf; waardoor hij verstaat de genadige werking van den Heiligen Geest, waardoor zij wedergeboren en met de zaligmakende kennis van Christus verlicht en versterkt zijn, die bij de uitstorting van een kostelijke zalf wordt vergeleken. Zie Ps. 45:8, en Ps. 133:2.

Ps 45.7 133.2

75) van den Heilige,

Dat is, van Christus Jezus, die zo genoemd wordt Ps. 16:10; Dan. 9:24; Hand. 2:27. Zie de aantekeningen aldaar; en de reden Hebr. 7:26. Van Hem hebben alle gelovigen deze gave; Jo‰l. 2:28; Joh. 1:16, en Joh. 14:26.

Ps 16.10 Da 9.24 Ac 2.27 Heb 7.26 Joe 2.28 Joh 1.16 14.26

76) alle dingen.

Namelijk die u ter zaligheid nodig zijn te weten en waarvan ik u schrijf.

1 John 2:27

91) de zalving, die

Dat is, dezelfde genade van den Heiligen Geest, die u Christus heeft gegeven, om u te verlichten met de kennis der waarheid, gelijk 1 Joh. 2:20.

1Jo 2.20

92) dat iemand u lere;

Namelijk deze dingen, terwijl gij ze reeds weet, of de gronden der christelijke leer, die gij reeds gelegd hebt.

93) van alle dingen,

Dat is, van al deze dingen; of van al wat u nodig is ter zaligheid te weten. Zie 1 Joh. 2:20.

1Jo 2.20

94) zij ook waarachtig,

Namelijk de zalving.

95) [zo] zult gij

Dat is, zo blijft in Hem; een Hebreeuwse wijze van spreken. Of Hij spreekt zo, om te tonen het goed vertrouwen dat Hij had van hun standvastigheid.

96) in Hem blijven.

Namelijk Christus; gelijk uit het volgende en het voorgaande 1 Joh. 2:24 blijkt.

1Jo 2.24

1 John 3:9

37) die uit God geboren

Dat is, wedergeboren door het Woord en den Geest van God. Zie Joh. 1:13.

Joh 1.13

38) die doet de zonde niet,

Zie de aantekeningen 1 Joh. 3:6.

1Jo 3.6

39) Zijn zaad

Dat is, Gods zaad, waardoor Hij wedergeboren is, namelijk het Woord van God; 1 Petr. 1:23; Joh. 3:5,6.

1Pe 1.23 Joh 3.5,6

40) blijft in hem;

Dat is, vergaat niet gans, maar blijft voortwerken de vruchten der wedergeboorte, die eens in hen begonnen is; Filipp. 1:6.

Php 1.6

41) niet zondigen,

Dat is, zich tot een zondig leven begeven; gelijk tevoren 1 Joh. 3:6,8.

1Jo 3.6,8

42) want hij is uit God geboren.

Of omdat hij uit God geboren is. Want door de genade der wedergeboorte wordt de heerschappij der zonde in hem weggenomen. Zodat tezamen niet bestaan kan: wedergeboren te zijn en een zondig leven te leiden.

1 John 5:18

47) niet zondigt;

Namelijk tot den dood; nog zo dat de zonde over hem de heerschappij heeft. Zie 1 Joh. 3:9.

1Jo 3.9

48) bewaart zichzelven,

Namelijk dat hij in deze zonde niet vervalle.

49) de boze

Dat is, de duivel, die hem tot deze zonde zoekt te brengen; Matth. 6:13.

Mt 6.13

50) vat hem niet.

Of raakt hem niet; dat is, heeft geen vat op hem, om hem in die zonde te trekken.

Copyright information for DutKant