Jeremiah 38:7-8
15) Moorman, Hebreeuws, Kuschi; een vreemdeling, maar vromer dan Jeremia's eigen landslieden; zie Gen. 2:13, en Gen. 10:6. Ge 2.13 10.6 16) der kamerlingen, Hebreeuws, een man, een kamerling, of hoveling; zie Gen. 37:36. Ge 37.36 17) poort van Benjamin; Misschien om gericht te houden, dat men toen gewoon was te houden in de stadspoorten. Zie Gen. 22:17, en vergelijk onder Jer. 38:10; misschien ook, om in de belegering iets te bezichtigen, of ergens order op te stellen. Ge 22.17 Jer 38.10
Copyright information for
DutKant