Jeremiah 4:20

56) Breuk op breuk

Dat is de ene ellende of verwoesting is niet voorbij, of men hoort terstond de tijding van een andere; vergelijk Ps. 42:8 en zie boven Jer. 4:6.

Ps 42.7 Jer 4.6

57) tenten

Dat is, woonplaatsen van mijn volk.

58) ogenblik!

Dat is, zeer haastelijk.

Jeremiah 6:1

1) Vlucht met hopen,

Zie boven Jer. 4:6, en versta door de kinderen Benjamins de inwoners van Jeruzalem, gelijk het volgende uitwijst. Zie Richt. 1:21, met de aantekening.

Jer 4.6 Jud 1.21

2) Thekoa,

Zie 2 Sam. 14:2.

2Sa 14.2

3) vuurteken

Gelijk men de inwoners in tijd van gevaar voor des vijands aankomst met al zulke tekenen placht te waarschuwen. Anders, rookteken. Hebreeuws, verheffing. Vergelijk Richt. 20:38,40.

Jud 20.38,40

4) Beth-cherem;

Zie #Neh. 3:9. Sommigen menen dat deze plaats gelegen was tussen Jeruzalem van Thekoa.

Ne 3.9

5) kijkt een kwaad

Dat is, vertoont zich, breekt aan.

6) noorden,

Zie boven Jer. 1:13.

Jer 1.13

7) breuk.

Gelijk boven Jer. 4:6.

Jer 4.6

Jeremiah 6:14

42) genezen

Dat is, zij troosten mijn volk tegen de bedreigde ellende.

43) op het lichtste,

Of, als een lichte zaak, of breuk. Door een lichte rede, met een praatje, alsof het jok en scherts ware, of de zonde en de bedreigde straf niets te beduiden hadden.

44) Vrede, vrede!

Dat is, het zal wel gaan, het heeft geen nood.

Jeremiah 8:11

Jeremiah 8:21

44) gebroken

Van hartzeer en innerlijke smart, vergelijk Ps. 51:19.

Ps 51.17

45) de breuk

Zie boven Jer. 4:6.

Jer 4.6

46) zwart,

Gelijk de rouwdragenden; zie Ps. 35:14.

Ps 35.14

Jeremiah 10:19

57) O, wee

Woorden des lands, of van het volk van Jeruzalem, enz., gelijk boven Jer. 4:31, of van den profeet, sprekende in den persoon des volks, alsof het zijn eigen lijden ware, dat hij gevoelt en draagt; vergelijk onder Jer. 14:17.

Jer 4.31 14.17

58) breuk!

Gelijk boven Jer. 4:6, en onder Jer. 14:17.

Jer 4.6 14.17

59) had gezegd:

Te weten bij mijzelven, dat is, gedacht dat het zo zwaar niet vallen zou, of ik zou het kunnen dragen en overkomen, maar het valt geheel anders dan ik mij had ingebeeld.

60) Dit is immers

Anders: gewisselijk dit is ene krankte, nochtans moet ik ze dragen, alsof hij zeide: Dit is wel terecht een zware krankte, veel zwaarder dan ik gemeend had, evenwel moet ik er aan.

Jeremiah 14:17

40) nederdalen

Gelijk boven Jer. 9:18.

Jer 9.18

41) jonkvrouw

Dat is, mijn volk, of mijne landslieden. Of, [gelijk sommigen] de staat mijns volks, dat hij, naar den stijl der vrouw, vanwege hare schoonheid, tederheid en aangenaamheid, ten aanzien van den staat, die hun van God gegeven was; of [gelijk sommigen] omdat zij nog nooit ganselijk overwonnen en verwoest waren. Zie 2 Kon. 19:21. Anders: de jonkvrouw, de dochter van mijn volk.

2Ki 19.21

42) breuk,

Zie boven Jer. 4:6.

Jer 4.6

43) plage,

Of wonde, die zeer pijnlijk, weedoende, zerig, en voorts gevaarlijk is; alzo boven Jer. 10:19, onder Jer. 30:12; Nah. 3:19.

Jer 10.19 30.12 Na 3.19

43) smartelijk is.

Jeremiah 17:18

67) dag des kwaads,

Zie Ps. 37:13.

Ps 37.13

68) dubbele verbreking.

Dat is, volkomene. Vergelijk boven Jer. 16:18.

Jer 16.18

Jeremiah 22:20

44) Klim

Gij dochter mijns volks; dat is, gij volk van Juda.

45) Libanon

Deze bergen waren in het noorden en noord-oosten van Kana„n gelegen, naar Assyri‰ toe.

46) roep,

Aan de Assyri‰rs om hulp; dit is spottenderwijze gesproken, gelijk volgt.

47) verhef uw stem

Hebreeuws, geef.

48) veren;

Of, overvaarten; te weten de rivieren, die men moest overgaan naar Egypte, dat de Egyptenaars u te hulp komen. Hebreeuws, Abarim, dat sommigen nemen voor het gebergte Abarim, waarvan Num. 33:47.

Nu 33.47

49) maar

Het is tevergeefs, wil de Heere zeggen, want beiden, Assyri‰rs en Egyptenaars, zijn van den koning van Babel tenonder gebracht, verwoest en machteloos gemaakt. Vergelijk boven Jer. 2:36; Ezech. 16:26,28, en Ezech. 23:7,8.

Jer 2.36 Eze 16.26,28 23.7,8

50) verbroken.

Zie boven Jer. 4:6.

Jer 4.6

Jeremiah 48:3-5

10) breuk!

Dat is, verwoesting, moord, enz. Zie boven Jer. 4:6,20.

Jer 4.6,20
11) verbroken;

Vergelijk boven Jer. 17:18, en Jer. 22:20, enz.

Jer 17.18 22.20

12) zijn kleine [kinderen]

In het vrouwelijk geslacht. In deze profetie wordt van Moab somtijds in het vrouwelijk, somtijds in het mannelijk geslacht gesproken; alzo in Jer. 49: van Ammon, Edom, enz., en voorts van Babel, Medi‰, enz.; somtijds kan er gezien worden op het land, somtijds op het volk; ook wordt het Hebreeuwse woord, dat land of aarde betekent, in beiderlei geslachten gebruikt, doch meest in het vrouwelijk; vergelijk onder Jer. 51:28.

Jer 51.28
13) Horonaim

Waar men van Luhith afgaat naar Horona‹m, gelegen in de laagte, dicht bij Luhith.

14) jammergeschrei gehoord.

Hebreeuws, geschrei ener breuk, of der verbreking; dat is, een moord, of jammergeschrei der Moabieten, roepende tot elkander gelijk volgt; alzo Jes. 15:5. Anders: de vijanden, die inbreuk riepen, heeft men gehoord.

Isa 15.5
Copyright information for DutKant