Job 14:5

6) zijn dagen

Dat is, de tijd zijns levens. Alzo Gen. 5:4,5, en Gen. 11:32, enz. Vergelijk boven, Job 14:1, en de aantekening. In denzelfden zin worden straks zijn maanden genoemd. Alzo noemt hij onder, Job 29:2, den voorgaanden tijd zijns levens, vorige maanden.

Ge 5.4,5 11.32 Job 14.1 29.2

7) bepalingen

Te weten, van den voortgang en het einde zijns levens.

Isaiah 10:22-23

99) Want

Alsof hij zeide: Ofschoon het volk van Isra‰l veel is, zo zullen zij niet allen bekeerd noch zalig worden; maar alleen enigen, die God in Christus heeft uitverkoren. Zie Rom. 9:27. Evenals het toegegaan is ten tijde als de Assyri‰rs de Isra‰lieten hebben overvallen en geslagen; verre het grootste deel is gevangen en omgekomen.

Ro 9.27

100) gelijk het zand

Te weten in groten getale.

101) daarvan

Of, deszelven.

102) de

Of de juiste verdelging, en alzo Jes. 10:23. Dat is, het verderf in den heimelijken raad Gods bestemd, in welken Hij besloten heeft hoevelen van de Isra‰lieten er zouden verdelgd worden, en welke.

Isa 10.23

103) verdelging

Te weten der ongehoorzame Joden, zo uiterlijke en lichamelijke, alsook inwendige en geestelijke. Gelijk af te nemen is uit den zin der woorden van den apostel Paulus; Rom. 9:27,28; waar de apostel deze woorden bijbrengt.

Ro 9.27,28

Isaiah 25:10

33) de hand

Dat is, de macht. De zin is: God zal steeds zijne kerk beschutten en beschermen, want door den berg Zion wordt hier de kerk Gods verstaan.

34) Moab

Dat is, alle vijanden en vervolgers van het volk Gods.

35) onder Hem

Te weten onder den Heere, die hem vertreden en verdelgen zal.

36) tot mest.

Versta hierdoor het allergeringste stro, hetwelk nergens anders toe deugt dan om mest daarvan te maken. Anders: vertreden wordt op den mesthoop. Anders: te Madmenah. Daar zijn twee steden van dien naam geweest, de ene in Juda, 1 Kron. 2:49, de andere in het land der Moabieten; Jer. 48:2. Het schijnt dat daar overvloedig veel koren gewassen heeft; Jes. 10:31.

1Ch 2.49 Jer 48.2 Isa 10.31

Isaiah 28:27

89) met den dorswagen,

De Joden hebben eertijds hunne zaadvruchten op verscheidene wijzen uitgedorst, over sommig zaad sleepten zij een dorswagen of dorsslede, over sommig trokken of stieten zij een rad, ander deden zij de ossen uittreden; het zaad, dat in blaasjes wast, sloegen zij met stokken uit. Zo is dan dit de zin van Jes. 28:27: Gelijk de akkerman niet alle zaad op ‚‚ne wijze uitdorst, alzo straft ook God niet altoos op ‚‚ne wijze, maar den een harder dan den ander, naar gelegenheid van zaken.

Isa 28.27

Isaiah 41:15

38) Ik heb u

Dat is, Ik heb u zulke macht en vermogen gegeven, dat gij zult vertreden en vermorzelen al degenen, die zich tegen u verheffen. Zie 2 Cor. 10:4,5.

2Co 10.4,5

39) scherpe nieuwe dorsslede

Of, snedige; dat is, die bekwaam is om scherp te snijden.

40) die scherpe pinnen

Hebreeuws, die een heer of bezitter der monden is; dat is, die als met monden, dat is scherpe pinnen, wel voorzien is, om te bijten, te kwetsen en te beschadigen.

41) gij zult bergen

Dat is, de hogen, groten, verhevenen en aanzienlijken in het land zult gij vernielen, die u bevechten zullen; of, ik zal het in uwen naam en om uwentwil doen. Vergelijk Openb. 17:14, en Openb. 19:18, en Openb. 20:8,9.

Re 17.14 19.18 20.8,9

Jeremiah 51:33

83) De dochter van Babel

Dat is, Babel, die een schone wellustige jonkvrouw gelijk is, zal nu behandeld worden als een dorsvloer en het koren daarop.

84) trede;

Of, doe treden; dat is, effen, hard en gelijk make om het koren daarop te dorsen, of dat men ze dorsse. Want de dorsende ossen of runderen treden het koren.

85) weinig,

Te weten, tijd; het zal haast, niet lang uitblijven.

86) oogstes overkomen.

En vervolgens, de dorstijd; versta, den tijd van haar ongeval, door de Meden en Perzen, die haar als vertreden en uitdorsen zouden, gelijk zij Gods volk en anderen tevoren gedaan hebben. Zie Jes. 21:10.

Isa 21.10

Habakkuk 3:12

53) Met gramschap

Of, in gramschap.

54) [door] het land,

Te weten door het land Kana„n, toen Gij de Kana„nieten uitdreeft om uw volk daarin te planten.

55) dorstet Gij

Zie deze manier van spreken en straffen Amos 1:3, en Micha 4:13.

Am 1.3 Mic 4.13

56) de heidenen.

Te weten die in het land Kana„n woonden, zijnde zeven in getal.

Copyright information for DutKant