Job 19:20

35) gebeente

Hij wil zeggen dat al de vochtigheid en kracht zijns levens zo verteerd en uitgedroogd was, dat hij niet veel meer had dan het vel en de benen, welke met het vel en het weinige vlees zou uitstaken, dat zij niet daarmede schenen te groeien, maar daaraan gehecht te zijn. Vergelijk Ps. 102:6.

Ps 102.5

36) en ik ben

Dat is, de Heere heeft mijn lichaam zo aangetast, dat daaraan niets overig is gebleven dan het vel, hetwelk is aan de tanden, dat is het tandvlees, of de lippen, waarmede de tanden bedekt zijn. Hij wil zeggen dat hij niet dan een geraamte was van beenderen met vel bedekt, zodat hij bijna anders niets had dan den mond om te spreken.

Lamentations 4:8

26) hun gedaante verduisterd

Dat is, hunne schoonheid.

27) van zwartigheid,

Spruitende uit den groten honger, de ziekte, mitsgaders andere ellenden en kwellingen, die zij geleden hebben. Vergelijk Job 30:30. Anders: duisterder dan de zwartigheid zelve.

Job 30.30

28) men kent hen niet

Hebreeuws, zij worden niet gekend, enz., zij zijn zo veranderd dat wie hen op de straat ontmoet, die kent hen niet voor die lieden, die zij tevoren waren.

29) zij is verdord,

Of, zij zijn verdord, zij zijn als een hout, zo dor en zo hard alsof het een stuk hout ware. Zie onder Klaagl. 5:10.

La 5.10
Copyright information for DutKant