Job 38:10-11

20) voor haar

Dat is, voor de zeer; te weten, om die in het land te laten invloeien.

21) [de aarde]

Dat is, holligheden daarin maakte, door welke een deel van haar water daarin vloeien zou; waaruit dan vele rivieren en binnenwateren ontstaan zijn. Anders, toen Ik over haar mijn ordinantie besloot; te weten, welke in het volgende verhaald wordt. Of, aldus: Zou Ik dan mijn besluit over haar breken? Ik heb grendel en deuren gezet, en gezegd, enz.

22) grendel

Versta, de duinen en oevers der zee, die het water inhouden, dat het niet verder over den aardbodem uitvallen kan; Jer. 5:22.

Jer 5.22
23) zeide:

Van Gods zeggen, zie Gen. 1:3.

Ge 1.3

24) hij zich

Te weten, de grendel, waarvan in Job 38:10, dat is, zand, klippen, oever der zee.

Job 38.10

25) golven.

Het Hebreeuwse woord is ook alzo genomen Ps. 89:10; Jes. 48:18; Zach. 10:11.

Ps 89.9 Isa 48.18 Zec 10.11

Psalms 104:9

16) zij niet overgaan

Te weten, de wateren. Verg. met de woorden van den tekst Job 26:10, en Job 38:8,10,11; Ps. 148:6; Jer. 5:22.

Job 26.10 38.8,10,11 Ps 148.6 Jer 5.22

17) zij zullen de

Te weten, tenzij, Heere, Gij het hun gebiedt, gelijk in den zondvloed geschied is, Hebr. zij zullen niet wederkeren om de aarde te bedekken, of bedekkende de aarde.

Copyright information for DutKant