Judges 1:2

2) Juda zal optrekken;

Dat is, de stam van Juda. Alzo is het volgende Simeon dat is, de stam Simeons, en zo voorts in de rest.

1 Samuel 17:51

2 Samuel 8:12-13

25) in het Zoutdal,

Te weten, maakte hij zich een naam, of, [staande] in het Zoutdal, enz. waarvan zie 2 Kon. 14:7. Dit dal lag aan het zuidelijke einde van de Zoutzee, aan het oostelijke einde van het gebergte der Edomieten of Se‹r.

2Ki 14.7

26) achttien duizend.

Van de Edomieten, zie 1 Kron. 18:12, waarop 2 Sam. 8:14 past. Vergelijk ook Ps. 60:2.

1Ch 18.12 2Sa 8.14 Ps 60.1

1 Kings 9:20

Matthew 28:18

23) macht in hemel en op aarde.

Dat is, alle gezag en vermogen, namelijk om als het hoofd der gemeente deze door de gehele wereld te vergaderen, regeren en beschermen.

Luke 1:32

37) genaamd worden;

Dat is, inderdaad zijn en van alle gelovigen daarvoor gekend worden, gelijk hierna ook Luk. 1:35.

Lu 1.35

38) den troon van Zijn

Dat is de koninklijke macht, door welke hier verstaan wordt het geestelijke rijk van Christus, waarvan Davids rijk een voorbeeld was.

39) vader David geven.

Namelijk naar het vlees. Zie Matth. 1:1.

Mt 1.1

Luke 1:43

Copyright information for DutKant