Judges 12:3

6) gij niet verlostet,

Efra‹m.

7) hand,

Hebreeuws, palm; dat is, ik stelde mijn leven in groot perijkel; alzo 1 Sam. 19:5, en 1 Sam. 28:21; Job 13:14; Ps. 119:109. De manier van spreken schijnt genomen te zijn van degenen, die een kostelijk en nochtans zeer breekbaar ding, als glas of iets dergelijks, in de hand dragen, met perijkel van te laten vallen en gebroken te worden. Vergelijk boven, Richt. 9:17.

1Sa 19.5 28.21 Job 13.14 Ps 119.109 Jud 9.17

8) HEERE gaf hen in mijn hand;

Bevestigende mijn beroep en de billijkheid of rechtvaardigheid van dezen krijg.

9) waarom zijt gij dan

Dewijl gij gans geen reden hebt.

1 Samuel 28:21

45) uw dienstmaagd heeft naar uw stem gehoord,

Dat is, ik heb uw stem gehoord.

46) hand gesteld,

Hebreeuws, palm. Zij wil zeggen: Ik heb mijn leven gewaagd; want zij had Saul ten gevalle zich tot waarzegging laten gebruiken, hetwelk aan het leven zou zijn gestraft geworden, had Saul bij zijn voornemen gebleven, waarvan 1 Sam. 28:9 gesproken wordt. Zie de aantekeningen Richt. 12:3.

1Sa 28.9 Jud 12.3
Copyright information for DutKant