Judges 17:10

20) vader en tot een priester;

Dezen titel, die den waren profeten en oprechten leraars der gemeente Gods, vanwege hun geestelijke, recht vaderlijke weldaden en diensten aan het volk Gods, als kinderen gedaan, toekomt, geeft hij ten onrechte aan dezen afgodischen buikdienaar. Zie 2 Kon. 6:21, en 2 Kon. 8:9, en 2 Kon. 13:14; Jes. 22:21; 1 Cor. 4:14,15; 1 Thess. 2:11.

2Ki 6.21 8.9 13.14 Isa 22.21 1Co 4.14,15 1Th 2.11

21) jaarlijks geven tien zilverlingen,

Hebreeuws, in dagen; dat is, in een jaar der dagen, dat is, een gans of vol jaar; zie boven, Richt. 11:40.

Jud 11.40

22) orde van klederen,

Dat is, ik zal u bestellen zoveel klederen, als gij naar uw staat zult van doen hebben. Anders, een pak, of twee pak klederen; idem, de waarde van klederen.

23) [met hem].

Te weten, met Micha, naar zijn huis.

1 Kings 20:35

55) zonen

Welke waren jonge lieden, onderricht door de profeten in de ware leer, bestuurd tot den zuiveren godsdienst, en vermaand tot de oprechtheid des levens. Zij hadden hun collegi‰n, in welke de profeten waren als hunne kinderen; gelijk zij ook zo genoemd worden 1 Kon. 20:35, 1 Sam. 10:12; 2 Kon. 2:3,5, en Jes. 8:18. Vergelijk Richt. 17:10.

1Ki 20.35 1Sa 10.12 2Ki 2.3,5 Isa 8.18 Jud 17.10

56) door het woord

Dat is, door Gods bevel, hetwelk hij dezen zijnen naaste te kennen gaf.

57) Sla mij toch.

Het woor slaan betekent hier niet doden, gelijk in 1 Kon. 20:36, maar smijten, als met vuisten, stokken, touwen, enz., zonder dat de dood daarna volgt, gelijk Exod. 21:15,18; Spreuk. 23:13, en onder, 1 Kon. 20:37.

1Ki 20.36 Ex 21.15,18 Pr 23.13 1Ki 20.37

58) weigerde hem

Waarin hij kwalijk deed, dewijl hij verstaan had dat zulks van God bevolen was.

2 Kings 2:12

18) Mijn vader,

Zo noemt hij zijn meester uit liefde en eerbied, gelijk ter andere zijde de discipelen zonen hunner meesters genoemd worden. Zie 1 Kon. 20:35, en de aantekening daarop.

1Ki 20.35

19) wagen Isra‰ls

Dat is, de macht en de sterkte Isra‰ls, welke ten oorlog meest in wagens en ruiters was gelegen. De zin is, dat Elia's leer, gebeden en werken meerdere kracht tot bescherming des lands was dan in het geweld van den oorlog. Vergelijk onder, 2 Kon. 13:14.

2Ki 13.14

20) en scheurde ze

Tot een teken van treurigheid, die hij maakte over de wegneming van zijn meester. Zie Gen. 37:29.

Ge 37.29

21) stukken.

Hebreeuws, scheuringen.

Psalms 34:11

17) lijden

Kunnende somtijds geen roof krijgen. Zie Job 4:11.

Job 4.11

Proverbs 1:10

26) de zondaars

Versta, grove en onbekeerde zondaars. Zie 1 Sam. 15:18.

1Sa 15.18

27) aanlokken,

Of, verleiden willen; dat is, met schone woorden zullen zoeken te bepraten en te vervoeren; zie van het Hebreeuwse woord Richt. 14:15.

Jud 14.15

Proverbs 1:15

36) wandel

Dat is, houd met hen gene gemeenschap, of verkeer niet met hen. Vergelijk de manier van spreken met 1 Sam. 25:15; Ps. 1:1.

1Sa 25.15 Ps 1.1

37) voet

Dat is, ga niet met hen in hun kwade wegen. Voorts kan men hierdoor verstaan aandoeningen, genegenheden, bewegingen; want gelijk de voeten het lichaam herwaarts en gindswaarts dragen, alzo wordt de geest des mensen door de genegenheden tot velerlei voornemen en werk gedreven. Vergelijk onder Spreuk. 1:16, en Spreuk. 5:5, en Spreuk. 6:18, enz.

Pr 1.16 5.5 6.18

Proverbs 2:1

1) zoon!

Van Spreuk. 1:22 tot Spreuk. 2:1, heeft Salomo de woorden der wijsheid verhaald. Nu spreekt hij weder in zijn eigen persoon, gelijk dit kan afgenomen worden uit de vergelijking van Spreuk. 1:10,15.

Pr 1.22 2.1 1.10,15

2) weglegt;

Te weten, gelijk een schat en noodzakelijke waar. Zie Job 23:12, idem onder Spreuk. 2:7.

Job 23.12 Pr 2.7

Proverbs 3:1

1) wet niet,

Of, leer; te weten, waardoor ik u leer en onderwijs, om uw leven wel aan te stellen. Zie boven Spreuk. 1:8.

Pr 1.8
Copyright information for DutKant