Judges 19:22

36) Belials kinderen waren

Zie Deut. 13:13.

De 13.13

37) bekennen.

Zie Gen. 19:5.

Ge 19.5

1 Samuel 1:16

34) toch uw dienstmaagd

Hebreeuws, stel uw dienstmaagd niet voor een dochter Belials.

35) een dochter Belials;

Zie Deut. 13:13.

De 13.13

1 Samuel 2:12

28) kinderen Belials;

Zie Deut. 13:13.

De 13.13

1 Samuel 10:27

43) de kinderen Belials zeiden:

Zie Deut. 13:13.

De 13.13

44) geen geschenk.

Gelijk de onderdanen plachten te doen tot een teken van gehoorzaamheid en dat zij hem erkenden voor hun koning. Zie 2 Kron. 17:5;; Matth. 2:11.

2Ch 17.5 Mt 2.11

45) als doof.

Of, als stom, als stilzwijgende.

1 Samuel 25:17

26) zoon Belials,

Zie Deut. 13:13.

De 13.13

2 Samuel 16:7

17) in zijn vloeken:

Of, als, of terwijl hij hem [David] vloekte.

18) man des bloeds,

Hebreeuws, man der bloeden; dat is, gij moordenaar, gij bloeddorstige, bloedgierige; zie Ps. 5:7.

Ps 5.6

19) Belials man!

Zie Deut. 13:13.

De 13.13

2 Samuel 20:1

1) Belials man,

Zie Deut. 13:13.

De 13.13

2) Seba,

Hebreeuws, Scheba.

3) Jemini;

Zie boven, 2 Sam. 16:11.

2Sa 16.11

4) iegelijk

Versta hierop, vertrekke, begeve zich.

5) Isra‰l!

Hij spreekt die van Isra‰l aan, die met Juda getwist en zich beklaagd hadden dat zij verongelijkt waren. Zie 2 Sam. 19:41,43.

2Sa 19.41,43

2 Samuel 22:5

10) baren des doods

Met deze zeer schone, hooggaande verbloemde redenen wil David zeggen dat zijn noden zodanig geweest zijn, dat hij zonder Gods wonderlijke en krachtige verlossing een verloren man ware geweest.

11) Belials

Dat is, van heilloos en ondeugend gespuis, of des duivels en zijner instrumenten. Zie Deut. 13:13.

De 13.13
Copyright information for DutKant